Staten­vragen betref­fende het zinloos doden van kolganzen


Indiendatum: feb. 2016

Groningen, 26 februari 2016

Betreft: Statenvragen van de Partij voor de Dieren Statenfractie Groningen aan het college van GS ex artikel 46 RvO betreffende het zinloos doden van kolganzen.

Geacht college,

Uit een meerjarige wetenschappelijke studie gefinancierd door de provincies, blijkt dat een geïsoleerd op provinciale schaal ontwikkeld beleid voor de kolgans niet leidt tot een verlaging van de totale schadebedragen.[1] Reden voor de opdracht tot dit onderzoek door het faunafonds was de combinatie van gewasschade door Kolganzen en hun beschermde status. Het onderzoek, uitgevoerd door onder andere SOVON Vogelonderzoek Nederland en de Radboud Universiteit, concludeert dat het aantal overwinterende ganzen vanaf 2000 is gestabiliseerd en dat dit vooral komt door verminderd broedsucces. Verhoogd afschot zal verder niet leiden tot een belangrijke reductie van schade. Sterker nog, extra verjaging (of bejaging) kan leiden tot uitgestelde voorjaarstrek, een grotere voedselbehoefte van de ganzen en dus meer schade.[2]

Naar aanleiding hiervan stellen wij u de volgende vragen:

1 De Partij voor de Dieren vraagt u kennis te nemen van de volgende conclusie uit het onderzoek (p. 8): “Verjaging van Kolganzen uit een provincie heeft slechts een klein effect op de totale begrazingskosten in Nederland, ook als extra ondersteunend afschot en extra begrazing als gevolg van verstoring worden meegenomen in de berekeningen. (...) Provinciaal beleid lijkt daarom niet zinvol als het niet deel uitmaakt van nationaal en internationaal beleid.” Deelt u de conclusie dat een geïsoleerd provinciaal beleid van kolganzenbestrijding zoals het Groningse niet leidt tot een verlaging van de schadebedragen? Zo nee, waarom niet en kunt u dan toelichten op welk(e) wetenschappelijke onderzoek(en) uw college dan de conclusie baseert dat het dodingsbeleid wel effectief zou zijn?

2 Bent u bereid de conclusie uit het rapport te onderschrijven dat een verhoogd afschot van de ganzen niet helpt bij het verlagen van landbouwschade? Zo nee, op welk wetenschappelijk onderzoek baseert u dan uw (tegengestelde) mening? Zo ja, bent u dan ook bereid om deze conclusie tot grondslag te leggen aan uw dodingsbeleid voor kolganzen en hoe gaat u dat uitvoeren?

3 De Partij voor de Dieren vraagt uw college van de volgende conclusie uit het rapport kennis te nemen: “Onze resultaten laten zien dat een verhoging van het predatierisico in Nederland (NL) leidt tot een langere verblijfsduur in NL(...). Een langer verblijf in NL betekent ook dat (…) de totale schade in NL hoger zal zijn. Daarom kan het verhogen van het predatierisico in NL leiden tot het contra intuïtieve resultaat dat hierdoor de schade toe- in plaats afneemt.” (p. 7), en, “Op basis van (…)literatuurgegevens, hebben we berekend dat een Kolgans die ongeveer eenmaal per (winter)dag moedwillig wordt verstoord zo’n 6% meer gras nodig heeft om de extra vliegkosten te compenseren.”, p. 7-8.Aldus het rapport leidt het afschot dus op beide manieren tot meer schade. Welke conclusie verbindt u hieraan? Bent u bereid om met het Faunafonds op te nemen dat boeren die op hun gronden jagers toelaten gekort worden op hun eventuele tegemoetkoming in de schade omdat ze die zelf (mede) veroorzaken? Zo nee, waarom niet?

4 Hoeveel kolganzen zijn er in de afgelopen 10 jaar in de provincie Groningen, naar nu blijkt op basis van ineffectief beleid, doodgeschoten?

5 In het rapport valt te lezen (p.11) “Het broedsucces is in recente jaren mogelijk te laag geworden om de populatie in stand te houden. (…) Daarom dient de vraag zich aan of het huidige afschot, in combinatie met het geringe voortplantingssucces, de gunstige staat van instandhouding van de Kolgans niet schaadt. Nederland is vanuit de EU-Vogelrichtlijn en internationale verdragen zoals AEWA verplicht om de populaties van trekkende ganzen, waaronder de Kolgans, in een ‘gunstige staat van instandhouding’ te bewaren.” Bent u in het licht van dit rapport bereid alle ontheffingen zodanig aan te passen dat geen kolganzen meer worden gedood in Groningen? Zo nee, waarom niet?

6 Wij vroegen u eerder geen kolganzen meer te laten doden vanwege het geringe broedsucces. [3] U antwoordde hierop:

“Afschot op kolgans mag in Groningen in de winterperiode alleen op kwetsbare gewassen buiten foerageergebieden plaats vinden. Bovendien geldt voor de kolgans de winterrust (op blijvend grasland) een maand langer, van november tot en met maart. Daarna zijn nagenoeg alle kolganzen vertrokken naar hun broedgebieden in Noord-Europa en Rusland. Als broedvogel komt de kolgans in Groningen nauwelijks voor. In de zomerperiode mag de kolgans niet worden afgeschoten. Gezien het voorgaande zien wij geen reden om ons afschotbeleid voor de kolgans aan te passen.” Bent u het met de Partij voor de Dieren eens dat de teneur van uw antwoord bagatelliserend is over de hoogte van het afschot, terwijl het hoge aantal daadwerkelijk doodgeschoten kolganzen daarmee een schril contrast vormt? Dat was namelijk 865 in de periode van 15 december 2014 tot 18 januari 2016 op een totaal van 2841 gedode ganzen, bijna een derde. Hoe verklaart u dit?

Met vriendelijke groet,

Kirsten de Wrede

Partij voor de Dieren

[1] http://www.bij12.nl/assets/caps_rapport_2014-02_kolganzen_beheer.pdf

[2] http://www.bij12.nl/bij12units/faunafonds/nieuws/planmatig-beheer-kolgans-vraagt-om-internationale-samenwerking/

[3] https://groningen.partijvoordedieren.nl/vragen/vragen-over-ganzenjachttoerisme-en-natura2000-gebieden

Indiendatum: feb. 2016
Antwoorddatum: 26 feb. 2016

Geachte mevrouw De Wrede,
Op 3 maart jl. ontvingen wij uw vragen over het zinloos doden van kolganzen. In deze brief beantwoorden
wij uw vragen.
Vraag 1. (...)
Antwoord: Maatregelen ter voorkoming van landbouwschade die veroorzaakt wordt door kolganzen dienen inderdaad niet alleen in een provincie te worden genomen. Daarom worden in alle provincies maatregelen genomen. Echter is de problematiek in iedere provincie, zelfs binnen provincies, erg verschillend waardoor maatwerk noodzakelijk is. Verder moet deze maatregel worden gezien als onderdeel van een totaalpakket aan maatregelen, zoals afgesproken binnen het ganzenakkoord, waarbij ook andere ganzensoorten zijn betrokken.
Daarnaast trachten wij ook buiten de nationale grenzen afspraken te maken over de ganzenproblematiek die wij kennen. Dit doen wij op de eerste plaats in trilateraal verband met Duitsland en Denemarken onder de vlag van de Waddensea Board.
Vraag 2. (...)
Antwoord: In Groningen hebben wij binnen het ganzenakkoord afgesproken dat de kolganzen op grasland vijf maanden winterrust kennen. Er worden in deze periode geen kolganzen geschoten op grasland. Wel vindt er ondersteunend aan verjaging afschot plaats op kwetsbare gewassen zoals wintergraan en koolzaad. De schade kan op dergelijke percelen hoog oplopen als ganzen niet worden verontrust. De ganzen kunnen dan uitwijken naar de graslanden of de door ons vastgestelde ganzenfoerageergebieden. Doordat het afschot in Groningen ondersteunend is aan verjaging is het aantal geschoten dieren relatief laag. Het voorgaande zien wij in overeenstemming met het rapport waaraan u refereert. Wij zullen ons beleid daarop dan ook niet herzien.
Vraag 3. (...)
Antwoord: Ganzen dienen zo weinig mogelijk te worden verstoord. Daarom hebben wij in het ganzenakkoord, en zoals in het antwoord bij vraag 2 genoemd, afspraken daarover gemaakt. Dit neemt niet weg dat verjagen al dan niet met ondersteunend afschot nodig is. Door de verjaging effectief te maken leren ganzen waar ze wel en waar ze niet welkom zijn. Op termijn zullen daardoor minder vliegbewegingen
gemaakt hoeven worden en wordt er dus minder energie verbruikt door de kolganzen.
Vraag 4. (...)
Antwoord: Het aantal geschoten trekkende kolganzen is per seizoen in de onderstaande tabel opgenomen. Jaarrond verblijvende kolganzen (zomerkolganzen) heeft Groningen nauwelijks.

seizoen aantal geschoten
2003/2004 107
2004/2005 340
2005/2006 667
2006/2007 858
2007/2008 1001
2008/2009 910
2009/2010 982
2010/2011 1087
2011/2012 1761
2012/2013 1365
2013/2014 1492
2014/2015 833

Vraag 5. (...)
Antwoord: Wij zien geen aanleiding om onze ontheffingen aan te passen als gevolg van de conclusies van het onderzoeksrapport. In Groninger worden zoals te zien is weinig kolganzen geschoten.
Vraag 6. (...)
Antwoord: In uw vraag maakt u een vergelijking tussen het afschot van verschillende ganzen. Ons inziens is het beter een vergelijking te trekken tussen het aantal geschoten kolganzen en het aantal dat voorkomt in Nederland c.q. Groningen. Het aantal kolganzen dat in ons land en in onze provincie voorkomt als trekgans ligt absoluut gezien hoger dan bijvoorbeeld de grauwe gans. Dit kan een mogelijke verklaring zijn waarom het aandeel geschoten kolganzen ten opzichte van het totaal aantal geschoten ganzen in Groningen bijna een derde is.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Groningen

Interessant voor jou

Betreft: Statenvragen brandveiligheid van stallen

Lees verder

Statenvragen betreffende Natura 2000 gebied Zuidlaardermeer

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer