Schrif­te­lijke vragen inzake mest­fraude


Indiendatum: nov. 2017

Betreft: Statenvragen van de Partij voor de Dieren Statenfractie Groningen aan het college van GS ex artikel 46 RvO over mestfraude.

Geacht college,

Het NRC onthulde onlangs de grootschalige mestfraude. Eerder dit jaar bleek dat ook Friese en Groninger boeren worden verdacht van mestfraude. De bescherming van het milieu is een kerntaak van de provincie. De verwachting is dat na komst van de fosfaatrechten er meer koeien naar het noorden zullen komen uit Zuid- en Oost Nederland, en er dus hier meer mest geproduceerd zal worden. Binnen de landbouwsector heersen sentimenten dat de toegenomen rundveemest ‘het glas heeft doen overlopen’, en de melkveehouderij verantwoordelijk zou zijn voor de overbelasting van de mestmarkt.

Naar aanleiding van bovenstaande hebben wij de volgende vragen:

  1. Zijn er ook bedrijven uit Groningen betrokken bij de mestfraude, en zo ja, wat is de omvang? Ging het om melkveebedrijven of varkensbedrijven?
  2. Heeft het college contact gehad met de NVWA en/of het OM, over eventuele mestfraude in Groningen? Zo niet, is het college bereid dit alsnog te doen? Zo ja, welke informatie heeft dit opgeleverd?
  3. Welke stappen heeft het college ondernomen na de verdenkingen van mestfraude eerder dit jaar?
  4. Welke invloed heeft de fraude volgens u gehad op de water- en bodemkwaliteit?
  5. Hoe is het toezicht en de handhaving in Groningen m.b.t. mestfraude georganiseerd en is de Omgevingsdienst hier ook bij betrokken?
  6. Is er momenteel overleg gaande met de gemeenten en/of de NVWA en/of het OM over (geintensiveerde) handhaving en controle? Zo ja, kunt u ons daarover rapporteren? Zo nee, waarom niet?
  7. Oefent de provincie op andere manieren invloed uit ter voorkoming van (verdere) mestfraude in de breedste zin (boeren, mestverwerkers, mestvergisters, fouragehandelaren)? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
  8. Bent u bereid om de mestfraude ook in IPO-verband te bespreken? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
  9. Verwacht u dat de fosfaathandel nieuwe mestfraude in de hand gaat werken? Zo ja, op welke wijze?
  10. Wat is uw verwachting m.b.t. de verplaatsing van rundvee naar het Noorden, zal dat volgens u nieuwe mestfraude in de hand werken?
  11. Acht u het, in het licht van het mestoverschot, nog wenselijk om de melkveehouderij in Groningen verder te laten groeien, en kunt u dit toelichten? Of bent u van mening dat er in Groningen juist een tekort aan mest is en kunt u dat toelichten?

Bij voorbaat dank ik u voor uw antwoord.

Met vriendelijke groet,

Ankie Voerman en Kirsten de Wrede Partij voor de Dieren

Indiendatum: nov. 2017
Antwoorddatum: 30 jan. 2018

1. Zijn er ook bedrijven uit Groningen betrokken bij de mestfraude, en zo Ja, wat is de omvang? Ging het om meikveebedrijven of varkensbedrijven?

Dat is bij ons niet bekend. De provincie is geen bevoegd gezag als het gaat over de mestwetgeving. Deze verantwoordelijkheid ligt bij de NVWA.

2. Heeft het college contact gehad met de NVWA en/of het OM, over eventuele mestfraude in Groningen? Zo niet, is het college bereid dit alsnog te doen? Zo Ja, welke informatie heeft dit opgeleverd?

Nee, dat contact is er niet geweest. Wij gaan er vanuit dat de NVWA en het OM hun taak in deze oppakken en contact met ons opnemen als dat nodig of gewenst is.

3. Welke stappen heeft het college ondernomen na de verdenkingen van mestfraude eerder dit Jaar?

Zie de antwoorden hierboven. Wij hebben in deze geen formele taak.

4. Welke invloed heeft de fraude volgens u gehad op de water- en bodemkwaliteit?

Het is ons niet bekend welke bedrijven betrokken zijn geweest bij de mestfraude en wat de omvang van de fraude is, daarom kunnen wij deze vraag niet beantwoorden.

5. Hoe is het toezicht en de handhaving in Groningen m.b.t. mestfraude georganiseerd en is de Omgevingsdienst hier ook bij betrokken?

Het toezicht op de Meststoffenwet wordt namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) uitgeoefend door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). In de regel zijn de colleges van Burgemeester en Wethouders krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het bevoegd gezag voor agrarische inrichtingen. Onze rol bij het tegengaan van mestfraude is beperkt. Wij zijn alleen bevoegd gezag als wij zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht èn er sprake is van een IPPC-installatieT Dit kan het geval zijn bij het vergisten, composteren en verbranden van dierlijke mest. Bij vergunningaanvragen voor afvalverwerkers voeren wij een BIBOB-onderzoek uit om misbruik en criminaliteit tegen te gaan. Een dergelijk onderzoek voeren wij ook uit als bij een mestbewerker of bij een mestvergister afvalstoffen worden ontvangen, bewerkt of verwerkt.

6. Is er momenteel overleg gaande met de gemeenten en/of de NVWA en/of het OM over (geïntensiveerde) handhaving en controle? Zo ja, kunt u ons daarover rapporteren? Zo nee, waarom niet?

Nee, zie hierboven. Dit valt buiten ons bevoegd gezag. Als daarvoor redenen zijn gaan wij er vanuit dat de NVWA en/of het OM contact met ons opnemen.

7. Oefent de provincie op andere manieren invloed uit ter voorkoming van (verdere) mestfraude in de breedste zin (boeren, mestverwerkers, mestvergisters, fouragehandelaren)? Zo Ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Voor zover deze bedrijven onder ons bevoegd gezag vallen, houden wij toezicht op het naleven van de vergunningvoorschriften. Daarmee proberen we ook invloed uit te oefenen om verdere mestfraude te voorkomen. Voor het overige valt dit buiten onze invloedssfeer.

8. Bent u bereid om de mestfraude ook in iPO-verband te bespreken? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

In de bestuurlijke adviescommissie vitaal platteland van het IPO (BACVP dd 7 december) is geconstateerd dat de situatie per provincie sterk zal verschillen. Op dit moment is er geen aanleiding voor specifieke actie van de zijde van de gezamenlijke provincies op dit terrein.

9. Verwacht u dat de fosfaathandei nieuwe mestfraude in de hand gaat werken? Zo ja, op welke wijze?

Wij hebben geen reden om te verwachten dat dit het geval zal zijn.

10. Wat is uw verwachting m.b.t. de verplaatsing van rundvee naar het Noorden, zal dat volgens u nieuwe mestfraude in de hand werken?

Het is ons niet duidelijk waarop de door u uitgesproken verwachting is gebaseerd. Er is ook geen reden om aan te nemen dat een dergelijke verplaatsing eventueel meer fraude in de hand zal werken.

11. Acht u het, in het licht van het mestoverschot, nog wenselijk om de melkveehouderij in Groningen verder te laten groeien, en kunt u dit toelichten? Of bent u van mening dat er in Groningen juist een tekort aan mest is en kunt u dat toelichten?

Net als elders in Nederland wordt de groei van melkveebedrijven ook in Groningen beperkt door het systeem van fosfaatrechten en de verplichting van grondgebonden groei. Daarnaast wordt in Noord Nederland via de Versnellingsagenda Melkveehouderij door overheid, sector en bedrijfsleven gezamenlijk gewerkt aan een verdergaande verduurzaming van de sector. Daarbij is nadrukkelijk aandacht voor grondgebondenheid, natuurinclusieve landbouw en het sluiten van nutrienten(mest)kringlopen. Bij het bepalen of er sprake is van een mestoverschot of een mesttekort in Noord Nederland moeten meer factoren dan alleen de productie en het gebruik van mest in de melkveehouderij in aanmerking worden genomen. Uit een onderzoek naar deze stromen in 2017 is gebleken dat het totaal van de nutrientenstromen in Noord Nederland behoorlijk in evenwicht is. Wij gaan er vanuit dat onder andere de activiteiten in de Versnellingsagenda er aan zullen bijdragen dat dit zo blijft.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen inzake toezicht en handhaving veehouderij

Lees verder

Schriftelijke vragen inzake gevolgen schaalvergroting voor buitengebied

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer