Schrif­te­lijke vragen inzake het onderzoek van de WUR naar de aanwe­zigheid van bestrij­dings-middelen in het milieu, dieren en mensen


Indiendatum: 18 apr. 2024

Betreft: Statenvragen van de Partij voor de Dieren Statenfractie Groningen aan het college van GS ex artikel 67 RvO betreffende het onderzoek van de WUR naar de aanwezigheid van bestrijdings-middelen in het milieu, dieren en mensen

Geacht College,

Hierbij vragen wij uw aandacht voor de uitkomsten van het onderzoek van de Wageningen University and Research (WUR) naar de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in het milieu, dieren en mensen. Hierover het volgende:

a. In opdracht van de Europese Commissie doet de WUR in het kader van het Europese project SPRINT op grote schaal onderzoek naar de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in het milieu, dieren en mensen. In dit verband heeft de WUR vorig jaar in 10 verschillende Europese landen en in Argentinië monsters genomen van de bodem, oppervlaktewater, sediment, huisstof en lucht. Ook is er bij meer dan 700 mensen bloed afgenomen en is de ontlasting en urine onderzocht. De monsters zijn getest op 207 verschillende bestrijdingsmiddelen, waarvan er 151 zijn toegestaan op de markt en 56 zijn afgekeurd. Resten hiervan kunnen echter na jaren nog terug te vinden zijn.

b. Uit het onderzoek is gebleken, dat veel (residuen van) bestrijdingsmiddelen bij het spuiten of sproeien ervan in het milieu terecht komen en vooral via lucht- en/of stofdeeltjes in het menselijk lichaam belanden.

c. In Nederland is onderzoek gedaan bij 24 Groningse en Friese boeren met voornamelijk aardappelteelt, en hun omgeving, en bij 24 inwoners van de stad Groningen. Het ging om zowel gangbare als biologische boeren, omwonenden en consumenten in de stad Groningen.

d. De ruim 70 Friezen en Groningers die aan het onderzoek hebben deelgenomen, bleken de meeste bestrijdingsmiddelen in hun urine te hebben en de Denen de minste. De Argentijnen, die over het algemeen meer bestrijdingsmiddelen gebruiken dan Europeanen, eindigden in het urineonderzoek op de tweede plek. In hun ontlasting werden wel de meeste middelen aangetroffen. Nederland eindigde hierbij op de derde plek, waarbij biologische boeren aanmerkelijk minder residuen in hun ontlasting hebben dan hun gangbare collega’s of omwonenden.

e. Bij de Friezen en Groningers zijn in totaal 170 verschillende middelen aangetroffen. Het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat is het meest en in de grootste hoeveelheden gevonden.

f. De onderzoekers ontdekten dat bestrijdingsmiddelen als glyfosaat invloed hebben op de samenstelling van de bacteriën in de darmen, oftewel het darmmicrobioom. Dit middel werd in 83% van de poepmonsters teruggevonden. Welke invloed dit precies heeft op de darmgezondheid wordt nog verder onderzocht. Een verstoord microbioom wordt wel in verband gebracht met psychiatrische problemen of zogenaamde neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson. De Nijmeegse hoogleraar neurologie Bas Bloem pleit dan ook voor verder onderzoek naar het microbioom voordat een bestrijdingsmiddel wordt toegelaten op de markt.

g. In vergelijking met andere landen zijn er in de gangbare landbouw in Nederland veel residuen teruggevonden in het milieu en de mens. Zo zijn in Nederland in bijna alle monsters mengsels van residuen gevonden. Huisstof springt eruit met meer dan 144 residuen, vaak zijn er meer dan 100 middelen in huisstofmonsters teruggevonden. Ongeveer driekwart van de gevonden middelen zijn toegelaten op de markt, een kwart is verboden.

Dat er veel residuen voorkomen in huisstof heeft er mede mee te maken, dat middelen in huisstof minder goed afbreken dan bijvoorbeeld op het land onder invloed van de zon, bacteriën en ander bodemleven.

h. Bij de toelating van bestrijdingsmiddelen ligt de focus nu vooral op de aanwezigheid van (residuen van) bestrijdingsmiddelen op of in de voeding zelf. Dit wordt scherp gecontroleerd en de gewassen uit het Sprint-onderzoek voldeden aan de norm.

i. In het onderzoek is gekeken naar zowel de gangbare landbouw als biologische landbouw. Ook bij de biologische boeren, waar het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is verboden, zijn resten aangetroffen. De gevonden hoeveelheden zijn gemiddeld wel lager.


Graag stellen wij u de volgende vragen:

1. Bent u net als de Statenfractie van de PvdD erg geschrokken van de uitkomsten van dit WUR-onderzoek en maakt u zich hierover net als wij grote zorgen? Zo neen, op grond waarvan maakt u zich niet druk over de uitkomsten van dit onderzoek? Zo ja, welke actie(s) heeft u naar aanleiding van dit onderzoeksrapport reeds genomen?

2. In de rondvraag van de statencommissie op 28-02-2024 heeft de fractie van de PvdD ook al een vraag gesteld over het WUR-onderzoek. In zijn antwoord ging de gedeputeerde toen de werkelijke oorzaak van het probleem uit de weg door de suggestie te wekken dat de gifstoffen in de urine van de Groningers terecht zijn gekomen door het nuttigen van voedsel uit verre landen waar boeren veel kwistiger omgaan met het gebruik van bestrijdingsmiddelen dan bij de voedselproductie in onze eigen provincie. Vraag: hoe valt dit antwoord van de gedeputeerde te rijmen met het feit dat de gewassen (voeding) in het Sprint-onderzoek voldeden aan de norm en vooral óók met de opvallend hoge concentraties van (residuen van) bestrijdingsmiddelen in met name bodem- en huisstof?

3. Erkent u (bij nader inzien) de bevindingen in het WUR-onderzoek, dat er bij het spuiten of sproeien van bestrijdingsmiddelen veel (residuen van) giftige deeltjes in het milieu terecht komen en vooral via lucht- en/of stofdeeltjes in het menselijk lichaam (kunnen) belanden?

4. Waarom heeft u Provinciale Staten én de inwoners van onze provincie niet meteen uit eigen beweging geïnformeerd over de uitkomsten van het WUR-onderzoek?

5. Waarom heeft u de uitkomsten van dit WUR-onderzoek niet betrokken bij de agendering van de GS-brief B.0.1. ‘Doorzenden verzoek tot het opleggen van een algemeen verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen’ (betreft: statencommissie 03-04-2024)?

6. Bent u van plan om de Staten en de inwoners van onze provincie alsnog op een volstrekt transparante wijze te informeren over het gebruik van landbouwgif in onze provincie én de (mogelijke) gevolgen c.q. risico’s daarvan voor mens, dier en/of milieu?

7. Bent u met de PvdD van mening, dat het volstrekt onacceptabel is dat inwoners van onze provincie (aantoonbare) gezondheidsrisico’s lopen door de blootstelling aan (residuen van) landbouwgif in o.a. minuscule lucht-, bodem- en/of stofdeeltjes? Zo nee, hoe wilt u dan bewoners geruststellen die zich hier wél zorgen over maken?

8. Als uw antwoord op vraag 7 ‘ja’ is: bent u bereid om alsnog absolute prioriteit toe te kennen aan de volksgezondheid door maximaal in te zetten op een volledige afbouw van het gebruik van landbouwgif in onze provincie? Zo nee, op grond van welke (zwaarwegende) overwegingen vindt u dat inwoners van onze provincie de hier bedoelde gezondheidsrisico’s maar voor lief moeten nemen?

9. Bent u met de PvdD van mening dat het vorenstaande meer dan voldoende reden is om van onze provincie een trotse voorloper te maken op het cruciale punt van een schone, duurzame én vooral biologische landbouw zónder enig gebruik van landbouwgif?

10. Wilt u de toezegging doen om Provinciale Staten voor eind 2024 een uitgewerkt Plan van aanpak voor te leggen om het gebruik van landbouwgif in onze provincie zo snel en volledig mogelijk uit te bannen?

Vriendelijke groet,

Stijn ten Hoeve,

Partij voor de Dieren