Vragen van staten­leden Hazekamp (PvdD) en Zanen (PvhN) over proce­dures mili­eu­ver­gun­ningen varkens­hou­de­rijen Eemsmond


Indiendatum: aug. 2007

8 augustus 2007
Vragen van statenleden Hazekamp (PvdD) en Zanen (PvhN) over procedures milieuvergunningen varkenshouderijen Eemsmond

1. Geldt, wat de data van de hoorzittingen en ter visieleggingen -vanuit de provincie Groningen georganiseerd- betreft, niet de afspraak, dat daarvoor niet de vakantieperiodes zullen worden benut?

2. Waarom hebben de gemeente Eemsmond en de provincie Groningen in onderling overleg besloten dat GS het bevoegd gezag ter zake deze vergunningaanvragen zou worden, terwijl de eerste acht jaar dat deze
aanvraag loopt, het college van B&W bevoegd gezag was?

3. Valt een dergelijke ontwikkeling, op een politiek gevoelig terrein (denk aan POP-II, waar de passage over de varkensmesterijen geschrapt werd, omdat de landelijke wetgeving voldoende garanties zou bieden dat er geen sprake meer kon zijn van een roze invasie), niet onder de meldingsplicht van het college van GS aan PS?

4. Uit de toelichting door de betrokken provinciale ambtenaren op de 'gedachtenwisseling', bleek dat alle wet- en regelgeving zodanige overgangsbepalingen kennen, dat deze bedrijven slechts getoetst zullen gaan worden aan normen uit 1987 (bestemmingsplan buitengebied-west) en al lang weer achterhaalde normen vanwege de Wet milieubeheer. Waarom gelden al die overgangsbepalingen? Het gaat toch om de leefbaarheid voor ten minste de komende tien jaar voor Uithuizen en omgeving? Dan dienen toch de meest strenge normen te worden toegepast?

Antwoorden op vragen van statenleden Hazekamp (PvdD) en Zanen (PvhN) over Milieuvergunningprocedures varkenshouderijen Eemsmond.

Geachte mevrouw Hazekamp en heer Zanen,

Op 8 augustus jl. hebben wij van u vragen ontvangen over de procedures in het kader van de Wet milieubeheer betreffende de aanvraag van H.M.D.L. van Strien d.d. 21 april 1997, voor een varkenshouderij aan de Emmaweg te Uitzhuizen en de aanvraag van M.M. Blok, d.d. 21 april 1997 voor een varkenshouderij aan de Lauwersdwarsweg te Uithuizen.
Hieronder volgt een weergave van uw vragen en onze antwoorden daarop.

1. Geldt, wat de data van de hoorzittingen en ter visieleggingen -vanuit de provincie Groningen georganiseerd- betreft, niet de afspraak, dat daarvoor niet de vakantieperiodes zullen worden benut?

Antwoord:
Er zijn geen wettelijke bepalingen noch vastgestelde beleidslijnen als gevolg waarvan besluiten in bepaalde periodes van het jaar niet ter inzage zouden mogen worden gelegd. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State dat er geen beletselen zijn voor terinzagelegging in vakantieperiodes. Wel dient ernaar te worden gestreefd hier redelijk mee om te gaan en de terinzagelegging tenminste 2 weken buiten de grote vakantie te laten plaatsvinden. Beide besluiten zijn op zaterdag 14 juni gepubliceerd in de krant, de terinzagelegging ging in op maandag 16 juni. De terinzagelegging en de termijn
waarbinnen bedenkingen kunnen worden ingediend liep in eerste instantie door t/m 30 juli en is verlengd t/m 13 augustus. De schoolvakantie startte dit jaar (voor basis- en voortgezet onderwijs) op 7 juli. Daarnaast hebben omwonenden binnen de invloedssfeer van de inrichting (hiervoor is de benodigde afstand tot woningen in de bebouwde kom aangehouden, in casu een afstand van 600 meter, binnen deze afstand liggen alleen woningen in het buitengebied) een kennisgeving in de bus gehad. Hiermee hebben wij geacht ruim voldoende gelegenheid te hebben geboden om van de ontwerpbesluiten kennis te nemen en hierop te kunnen reageren. Er zijn inmiddels dan ook ca. 70 zienswijzen binnengekomen (vaak ondertekend door meerdere personen), waarin een breed scala aan onderwerpen wordt aangedragen. Mede hierdoor kan niet gesteld worden dat er afbreuk is gedaan aan de rechtsgang voor belanghebbenden.

2. Waarom hebben de gemeente Eemsmond en de provincie Groningen in onderling overleg besloten dat GS het bevoegd gezag ter zake deze vergunningaanvragen zou worden, terwijl de eerste acht jaar dat deze
aanvraag loopt, het college van B&W bevoegd gezag was?

Antwoord:
Dit is toegelicht in de ontwerpbesluiten. Daarin is aangegeven dat de gemeente oorspronkelijk het bevoegd gezag was maar dat als gevolg van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 14 mei 2003 het bevoegd gezag voor dergelijke inrichtingen is verschoven naar de provincies. In diverse uitspraken na 14 mei 2003 is overeenkomstig geoordeeld. Het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) is vervolgens op 15 maart 2005 aangepast (in werking getreden op 29 april 2005). Doel van deze wijziging was te voorkomen dat brijvoederverwerkende veehouderijen die minder dan 1.000 m3 aan brijvoeders welke als afvalstoffen moeten worden aangemerkt kunnen opslaan, nog een vergunning van de provincie nodig zouden hebben. Bij deze wijziging van het Ivb is bepaald dat het bevoegde gezag vóór de wijziging, in casu GS van Groningen, gehouden was de aanvraag af te handelen (de wetgever heeft dus niet bepaald dat het bevoegd gezag die de aanvraag in behandeling heeft genomen de aanvraag dient af te handelen). In de Nota van toelichting bij het besluit d.d. 15 maart 2005 is bevestigd dat veel inrichtingen die o.a. resten van de voedingsmiddelenindustrie opslaan om als veevoeder te gebruiken, onder de omschrijvingen van de categorieën 28.4 t.m 28.6 van bijlage 1 van het Ivb vallen, waardoor gedeputeerde staten bevoegd gezag blijken te zijn. Het "tot dat tijdstip geldende recht" hield hierdoor in dat de provincie
vóór de wijziging van het Ivb bevoegd gezag was voor de aanvragen. Vanwege de hierboven genoemde bepaling waren wij na de betreffende wijziging van het Ivb nog steeds gehouden de aanvraag af te handelen.

3. Valt een dergelijke ontwikkeling, op een politiek gevoelig terrein (denk aan POP-II, waar de passage over de varkensmesterijen geschrapt werd, omdat de landelijke wetgeving voldoende garanties zou bieden dat er geen sprake meer kon zijn van een roze invasie), niet onder de meldingsplicht van het college van GS aan PS?

Antwoord:
Nee, de verlening van milieuvergunningen (zoals de onderhavige) betreft de uitvoering van een wettelijke taak, een zelfstandige bevoegdheid van ons, waarbinnen geen politieke keuzen worden gemaakt. Hierdoor is er geen actieve informatie plicht van ons aan uw Staten. Sinds jaar en dag is het dan ook gebruik dat uw Staten niet worden geïnformeerd over individuele aanvragen.

4. Uit de toelichting door de betrokken provinciale ambtenaren op de 'gedachtenwisseling', bleek dat alle wet- en regelgeving zodanige overgangsbepalingen kennen, dat deze bedrijven slechts getoetst zullen
gaan worden aan normen uit 1987 (bestemmingsplan buitengebied-west) en al lang weer achterhaalde normen vanwege de Wet milieubeheer. Waarom gelden al die overgangsbepalingen? Het gaat toch om de
leefbaarheid voor ten minste de komende tien jaar voor Uithuizen en omgeving? Dan dienen toch de meest strenge normen te worden toegepast?

Antwoord:
De toetsing aan het bestemmingsplan vindt plaats bij de verlening van de bouwvergunning. De Woningwet en het Bouwbesluit geven hiervoor de kaders. Dit alles speelt bij de milieuvergunningprocedure, en dus bij het ingevolge de Wet milieubeheer door ons te nemen besluit, geen rol. Voor wat betreft de toetsingskaders voor de milieuvergunning is het niet voor alle aspecten zo dat getoetst dient te worden aan wetgeving die ten tijde van de aanvraag gold. Dit is alleen zo wanneer overgangsbepalingen van nieuwe wetgeving dit expliciet bepalen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Wet geurhinder en veehouderij, die op 1 januari
2007 in werking is getreden. Hierbij is bepaald dat aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze wet dienen te worden afgehandeld volgens het toen geldende recht. Hetzelfde geldt voor de toetsing aan de Wet ammoniak en veehouderij, overgangsbepalingen van deze wet bepalen dat de Interimwet ammoniak en veehouderij moet worden toegepast. Voor de beoordeling van de staltypen (met name voor de beoordeling van de ammoniakuitstoot) is wel de huidige regelgeving gehanteerd (de Regeling ammoniak en veehouderij). Ook voor het overige, zoals de geluidsaspecten, de IPPC-richtlijn en directe ammoniakschade, is de huidige wet- en regelgeving toegepast.

Interessant voor jou

Vragen onderzoek muskusrattenbestrijding

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer