Vragen betreffende vuurwerk, vogels en dieren
Indiendatum: feb. 2017
Groningen, 15 februari 2017
Betreft: Statenvragen van de Partij voor de Dieren Statenfractie Groningen aan het college van GS ex artikel 46 RvO betreffende vuurwerk, vogels en dieren;
Geacht college,
Tijdens de Statenvergadering van 1 februari 2017 gaf onze fractie aan, geen genoegen te nemen met de reactie van de Gedeputeerde N. Homan op onze motie en daarover vragen te zullen stellen. Deze treft u hierbij aan.
1. Is het navolgende volgens uw college correct, buiten beschouwing latend de effecten van tijdelijke maatregelen zoals die voor de vogelgriep en zo ja, wat vindt u hiervan?
a. Per 1 januari 2017 zijn de Flora- en Faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet opgegaan in de Wet Natuurbescherming;
b. Artikel 3.1 van de nieuwe Wet Natuurbescherming is van toepassing op veel van nature in Nederland levende vogels en luidt:
"1 Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen.
2 Het is verboden opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen.
3 Het is verboden eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te rapen en deze onder zich te hebben.
4 Het is verboden vogels als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te storen.
5 Het verbod, bedoeld in het vierde lid, is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort."
c. De uitzondering in lid 5 van dit artikel maakt dat het storen van de vogels als bedoeld in het eerste lid, toegestaan is, als het storen niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van die soort, mits er geen andere verbodsbepaling (uit deze of andere regelgeving) zich daartegen verzet;
d. Bij een vuurwerkshow in een stadspark, ver van een natura-2000 gebied, zal er veelal geen sprake zal zijn van “opzettelijk” storen dan wel zal de storing geen “wezenlijke invloed op de staat van instandhouding van de vogelsoort hebben;
e. Dit is iets anders dan de beoordeling van gevolgen voor Natura-2000 gebieden;
f. De in de stad veel voorkomende kauw, houtduif en zwarte kraai zijn bij Besluit natuurbescherming bovendien aangewezen als vrijgestelde soort.
2. Klopt het dat ruim buiten een N2000-gebied, bij geen een aanwezigheid van extra beschermde soorten, vogels onder de Wet natuurbescherming minder beschermd zijn dan onder de oude Flora- en Faunawet, doordat enerzijds nu alle verbodsbepalingen zien op “opzettelijke” handelingen (waar onder de Ffw ook deels niet-opzettelijke handelingen verboden waren) en anderzijds doordat er een keuze is gemaakt om het verbod van opzettelijk storen van vogels te beperken tot storingen die van wezenlijke invloed zijn op de staat van instandhouding[1]?
3. Bent u het met ons eens dat een vuurwerkshow in het broedseizoen, in stedelijk gebied (en op zodanige afstand tot een natura-2000 gebied dat significante effecten daarop niet te verwachten zijn), tot storing van broedende vogels zou kunnen leiden, zonder dat de Wet Natuurbescherming hieraan in de weg hoeft te staan? Graag uw antwoord motiveren.
4. Bent u het met ons eens dat:
I. Gedeputeerde Staten beslissen op een verzoek om ontbrandings-toestemming op grond van het Vuurwerkbesluit[2]; de ontbrandings-toestemming kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van de menselijke gezondheid of van het milieu. Ook kunnen hiertoe voorwaarden worden gesteld;
II. de hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat onder milieu ook bescherming van dieren valt[3]?
Zo ja, begrijpt u nu de wens van de Partij voor de Dieren om aanvullende regelgeving van GS, omdat de wet daarin voorziet, terwijl tegelijkertijd de nieuwe Wet Natuurbescherming de bescherming van vogels minder goed borgt? Zo nee, waarom niet?
5. Bent u ook het met ons eens dat bij uitspraak van 12 augustus 2015 de hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat de in wet- en regelgeving verplichte veiligheidsafstand niet altijd voldoende is en het College van Gedeputeerde Staten per geval moet bekijken of er aanleiding is voor het stellen van aanvullende voorschriften bij (professionele) vuurwerkshows?[4] Zo ja, kunt u ons verzekeren dat u dit gaat doen? Zo nee, waarom niet?
6. Bent u, naar aanleiding van het bovenstaande, bereid om een toezegging te doen op het gevraagde in de aangehouden moties M263 en M264 (zoals in te zien via https://www.provinciegroningen.nl/nc/ps/agenda/_kalender/ibabs/-/detail/-/-/-/-/provinciale-staten-01-02-2017/) ?
7. Bent u het met ons eens dat het wenselijk is om te borgen dat bij de aanvraag van vuurwerk-ontbrandingstoestemmingen of het doen van meldingen, direct ook wordt gekeken of het evenement ook een beslissing op grond van de Wet natuurbescherming nodig heeft van de provincie, en zo ja, dat gezamenlijk te behandelen? Zo ja, hoe gaat u dat regelen? Zo nee, waarom niet?
Met vriendelijke groet,
Ankie Voerman
Partij voor de Dieren
[1] http://www.envir-advocaten.com/nl/de-wet-natuurbescherming--soortenbescherming d.d. 3-2-2017: “Artikel 3.1 eerste lid Wn ziet op het verboden om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wn zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Dit is dus een verschil met de huidige regeling in de Ffw waarin deels ook niet opzettelijke handelingen verboden zijn. (…) Er is uitdrukkelijk voor gekozen om het beschermingsregime voor vogels iets te versoepelen ten opzichte van het huidige systeem onder de Ffw. Nieuw is dat het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort.(…) Bij vogels is verstoring tijdens het broedseizoen niet langer verboden als de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar is. Let wel op, dit geldt alleen voor het verstoren en niet voor het vernielen of beschadigen van nesten.”
[2] Artikel 3B.3a en 3B.3
[3] ECLI:NL:RVS:2015:2561:“Er is (…) geen grond voor het oordeel dat onder de bescherming van het milieu als bedoeld in artikel 3B.3 van het Vuurwerkbesluit niet mede de bescherming van dieren moet worden begrepen (...) Gelet op het voorgaande heeft het college (…) ten onrechte niet het belang van de bescherming van dieren (...) betrokken in zijn beoordeling of ontbrandingstoestemming kan worden verleend en of aanleiding bestaat om aan die toestemming voorschriften te verbinden.”
[4] ECLI:NL:RVS:2015:2561, "1.3. Door ervan uit te gaan dat de beoordeling van de gevolgen van het ontbranden van vuurwerk voor de gezondheid van de mens en voor het milieu beperkt dient te blijven tot de gevolgen binnen de veiligheidszone als bedoeld in de Regeling, heeft het college een te beperkte uitleg aan artikel 3B.3 van het Vuurwerkbesluit gegeven. Deze beperking vloeit niet voort uit dat artikel en evenmin uit andere bepalingen van het Vuurwerkbesluit en de Regeling. Dat de gevraagde ontbrandingstoestemming betrekking heeft op goedgekeurd consumentenvuurwerk dat voldoet aan wettelijke eisen, biedt evenmin grond voor deze beperkte uitleg. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het tweede lid van artikel 3B.3 het college de bevoegdheid biedt om bij het verbinden van voorschriften af te wijken van de regels gesteld in de Regeling. Het college heeft dan ook ten onrechte niet de gevolgen van de gevraagde ontbranding van vuurwerk voor de gezondheid van de mens en voor het milieu buiten de veiligheidszone in zijn beoordeling betrokken."
Indiendatum:
feb. 2017
Antwoorddatum: 15 feb. 2017
Datum 21 maart 2017
Briefnummer: 2017-10.982/12/A.7 675846
Behandeld door: J. Dubbelman en R. Vos
Antwoord op: uw brief van 15 februari 2017
Onderwerp: schriftelijke vragen betreffende vuurwerk, vogels en dieren
Geachte mevrouw Voerman,
Bij brief van 15 februari 2017 heeft u namens de Partij voor de Dieren een aantal vragen gesteld die betrekking hebben op de Wet natuurbescherming en het ontbranden van vuurwerk. Hierna worden de gestelde vragen beantwoord.
1. Is het navolgende volgens uw college correct, buiten beschouwing latend de effecten van tijdelijke maatregelen zoals die voor de vogelgriep en zo Ja, wat vindt u hiervan? a. Per 1 Januari 2017 zijn de Flora- en Faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet opgegaan in de Wet Natuurbescherming; b. Artikel 3.1 van de (nieuwe) Wet Natuurbescherming Is van toepassing op veel van nature in Nederland levende vogels en luidt: 1. Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogel richtlijn te doden of te vangen. 2. Het is verboden opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld In het eerste lid te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. 3. Het is verboden eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te rapen en deze onder zich te hebben. 4. Het is verboden vogels als bedoeld In het eerste lid opzettelijk te storen. 5. Het verbod, bedoeld in het vierde lid, is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort." c. De uitzondering in lid 5 van dit artikel maakt dat het storen van de vogels als bedoeld in het eerste lid, toegestaan is als het storen niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van die soort, mits er geen andere verbodsbepaling (uit deze of andere regelgeving) zich daartegen verzet; d. Bij een vuurwerkshow In een stadspark, ver van een Natura-2000 gebied, zal er veelal geen sprake zal zijn van "opzettelijk" storen, dan wel zal de storing geen "wezenlijke" invloed op de staat van instandhouding van de vogelsoort hebben; e. Dit Is iets anders dan de beoordeling van gevolgen voor Natura-2000 gebieden; f. De in de stad veel voorkomende kauw, houtduif en zwarte kraai zijn bij Besluit natuurbescherming bovendien aangewezen als vrijgestelde soort.
Antwoord: Het door u gestelde onder 1a tot en met c vloeit voort uit de Wet natuurbesciierming (Wnb) en is correct. Ook het door u gestelde onder ld is zeer waarschijnlijk, al zal dit in de meeste gevallen wel uit onderzoek moeten blijken. Bij het beoordelen van mogelijke verstoring van vogels in en nabij Natura-2000 gebieden dient inderdaad kritischer worden gekeken, zoals u stelt onder Ie. Daarbij moet vooral gekeken worden of het project of handeling een wezenlijk significante verstoring veroorzaakt op soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. De door u onder If genoemde vrijgestelde soorten zijn inderdaad op basis van het Besluit natuurbescherming vrijgesteld ter voorkoming van schade.
2. Klopt het dat ruim buiten een Natura-2000-gebied, bij geen een aanwezigheid van extra beschermde soorten, vogels onder de Wet natuurbescherming minder beschermd zijn dan onder de oude Flora- en Faunawet (Ffw), doordat enerzijds nu alle verbodsbepalingen zien op "opzettelijke" handelingen (waar onder de Ffw ook deels niet-opzetteiijke handelingen verboden waren) en anderzijds doordat er een keuze is gemaakt om het verbod van opzettelijk storen van vogels te beperken tot storingen die van wezenlijke invloed zijn op de staat van instandhouding?
Antwoord: In de Wnb is er voor gekozen diersoorten, waaronder ook de vogels, overeenkomstig de Europese richtlijnen te beschermen. Dit betekent inderdaad dat de bescherming van veel vogelsoorten is verminderd. Het door u gestelde onder 2 is dan ook correct, er daarbij van uitgaande dat u met extra beschermde soorten doelt op de vogels die op de Bern en Bonn lijst staan.
3. Bent u het met ons eens dat een vuurwerkshow in het broedseizoen, in stedelijk gebied (en op zodanige afstand tot een Natura-2000 gebied dat significante effecten daarop niet te verwachten zijn), tot storing van broedende vogels zou kunnen leiden, zonder dat de Wet Natuurbescherming hier in de weg hoeft te staan? Graag uw antwoord motiveren.
Antwoord: Een vuurwerkshow kan tijdelijk vogels storen. Dit zal in veel gevallen en zeker zoals u het in de vraag formuleert niet in conflict zijn met de Wnb. In veel gevallen zullen vogels nadat het storen is gestopt hun vaste patronen weer hervatten. In beperkte situaties is het niet uit te sluiten dat het storen als gevolg heeft dat een nest vogels niet tot een goed broedsucces leidt. Over het algemeen zal dit niet de gunstige staat van instandhouding van de soort in gevaar brengen. Indien dit wel het geval is, is het storen ontheffing plichtig. Het voorgaande moet in de meeste gevallen wel blijken uit ecologisch onderzoek.
4. Bent u het met ons eens dat: i. Gedeputeerde Staten beslissen op een verzoek om ontbrandings-toestemming op grond van het Vuurwerkbesiuit; de ontbrandings-toestemming kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van de menselijke gezondheid of van het milieu. Ook kunnen hiertoe voorwaarden worden gesteld;
Antwoord: Het door u onder 4.1. gestelde is juist. De regels voor vuurwerkontbrandingen zijn opgenomen in het Vuurwerkbesiuit (Vwb) en de ministeriële Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk. De houder van een toepassingsvergunning (vuurwerkbedrijÓ is bij de ontbranding van vuurwerk gebonden aan de in het besluit en de regeling gestelde artikelen. In geval van een ontbrandingsmelding zijn de artikelen in die ministeriële regeling uitputtend. In geval van een ontbrandingstoestemming kunnen door Gedeputeerde Staten aan de ontbrandingstoestemming voorschriften worden verbonden, die de ministeriële regeling aanvullen of die afwijken van de artikelen in die regeling. De ontbrandingstoestemming kan door Gedeputeerde Staten geweigerd worden wanneer de burgemeester binnen wiens gemeente het vuurwerk tot ontbranding zal worden gebracht heeft verklaard, in verband met veiligheid i.r.t. openbare orde, tegen het verlenen van de ontbrandingstoestemming bedenkingen te hebben; de voorschriften uit de ministeriële regeling onvoldoende bescherming bieden aan de gezondheid van de mens en het milieu en dat die onvoldoende bescherming ook niet opgeheven kan worden door het opnemen van aanvullende en/of afwijkende voorschriften in de ontbrandingstoestemming. II. de hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat onder milieu ook bescherming van dieren valt? Antwoord: Wij kennen een dergelijk oordeel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een specifiek geval inderdaad geoordeeld dat het college van Gedeputeerde Staten van Limburg ten onrechte niet het belang van de bescherming van dieren en de risico's van het eventueel uitbreken van vee, voor de gezondheid van de mens heeft betrokken in zijn oordeel of de ontbrandingstoestemming kan worden verleend en of in dit specifieke geval aanleiding bestond om aan die toestemming (aanvullende en/of afwijkende) voorschriften te verbinden (Uitspraak d.d. 12 augustus 2015 - ECLI:NL:RVS:2015:2561). Zo ja, begrijpt u nu de wens van de Partij voor de Dieren om aanvullende regelgeving van GS, omdat de wet daarin voorziet terwijl tegelijkertijd de nieuwe Wet Natuurbescherming de bescherming van vogels minder goed borgt? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Wij begrijpen uw wens. Maar voor wat betreft aanvullende regelgeving van ons op de bescherming van vogels kunnen wij niet anders oordelen dat wij niet de bevoegdheid hebben een zwaardere bescherming aan vogels toe te kennen dan dat in de Wnb geregeld is.
5. Bent u ook het met ons eens dat bij uitspraak van 12 augustus 2015 de hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat de In wet- en regelgeving verplichte velllgheldsafstand niet altijd voldoende is en het College van Gedeputeerde Staten per geval moet bekijken of er aanleiding is voor het stellen van aanvullende voorschriften bij (professionele) vuurwerkshows? Zo ja, kunt u ons verzekeren dat u dit gaat doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: De ministeriële Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk stelt dat tijdens het tot ontbranding brengen van vuurwerk binnen de veiligheidsafstand (de minimumafstand tussen afsteekplaats en pubiiek) die in acht moet worden genomen, vermeerderd met vijftig procent, geen bedrijfsmatig gehouden dieren aanwezig zijn, tenzij de toepasser met de eigenaar van de dieren schriftelijk anders is overeengekomen. In de ministeriële regeling wordt onder het bedrijfsmatig houden van dieren onder meer verstaan: melkveehouderij, varkenshouderij, pluimveehouderij, geiten- of schapenhouderij, manege, paardenfokkerij, dierenpension, dierenasiel, dierentuin of kinderboerderij. De veiligheidsafstand is afhankelijk van het soort en het kaliber van het vuurwerk. Naar aanleiding van de uitspraak van de RVS wordt per 1 januari 2017 in een ontbrandingstoestemming, indien locatiespecifieke omstandigheden daartoe aanleiding geven, een aanvullend (maatwerk)voorschrift opgenomen over de communicatie met omwonenden over het tijdstip, de inhoud van het evenement en de eventuele te verwachten hinderaspecten van de vuurwerkontbranding. Bij een ontbrandingsmelding zal de toepasser, indien locatiespecifieke omstandigheden daartoe aanleiding geven, hierom verzocht worden. Eigenaren van dieren worden daarmee in staat gesteld om, indien noodzakelijk, maatregelen te treffen.
6. Bent u, naar aanleiding van het bovenstaande, bereid om een toezegging te doen op het gevraagde in de aangehouden moties M263 en M264?
Antwoord: Ons standpunt ten aanzien van uw motie 263 blijkt uit het antwoord op vraag 5. Een vuurwerkbedrijf dient omwonenden te informeren over de eventuele te verwachten hinderaspecten van de vuurwerkontbranding, wanneer naar onze mening locatie specifieke omstandigheden daartoe aanleiding geven. In uw motie 264 verzoekt u ons om als uitgangspunt te nemen dat geen ontbrandingstoestemmingen worden afgegeven voor vuurwerkshows in het broedseizoen of slechts indien verstoring van broedende (water)vogels (nagenoeg) uitgesloten is, zulks aan te tonen door de aanv rager. Wij kunnen uw verzoek niet honoreren omdat voorbij gegaan wordt aan de meldingsplichtige vuurwerkontbrandingen. De meeste vuurwerkshows in onze provincie zijn meldingsplichtig. Het is niet zo dat toestemmingsplichtige vuurwerkshows per definitie meer hinder veroorzaken dan meldingsplichtige Het afsteken van vuurwerk kan inderdaad leiden tot verstoring van beschermde diersoorten. In bepaalde gevallen is verstoring op grond van de Wnb verboden, maar niet elke verstoring is een verstoring in de zin van die wet (zie ook ons antwoord op vraag 3).Verder biedt de Wnb voor vuurwerkevenementen geen afwijkingsmogelijkheid van het verbod op verstoring. Dit houdt in dat er ten behoeve van het afsteken van vuurwerk geen ontheffing (voor soorten) of vergunning (voor gebieden) kan worden verleend. Het Vwb zelf kent geen weigeringsgrond indien er kans bestaat op negatieve effecten op beschermde soorten of indien toetsing in zijn geheel ontbreekt.
7. Bent u het met ons eens dat het wenselijk is om te borgen dat bij de aanvraag van vuurwerkontbrandingstoestemmingen of het doen van meidingen, direct ook wordt gekeken of het evenement ook een beslissing op grond van de Wet natuurbescherming nodig heeft van de provincie, en zo Ja, dat gezamenlijk te behandelen? Zo Ja, hoe gaat u dat regelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Ja, wij vinden borging van de correcte behandeling van aanvragen en meldingen belangrijk. Alle ingekomen aanvragen voor een ontbrandingstoestemming en alle ingekomen ontbrandingsmeldingen worden naar diverse instanties gestuurd. Ook de afdeling Landelijk Gebied en Water van de Provincie Groningen ontvangt van de afdeling Omgeving en Milieu ter informatie/advies alle vuurwerkaanvragen of -meldingen. Daarnaast heeft het IPO medio 2016 een (ecologisch)adviesbureau opdracht gegeven om (vanuit de 'groene' wetgeving) een kennisdocument op te stellen dat onderdeel moet zijn van een toetskader voor het bepalen van effecten van vuurwerkevenementen op beschermde soorten en gebieden in het kader van de Wnb. Aan de hand van een toetskader moeten provincies voorafgaand aan het bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk reeds een inschatting kunnen maken van de risico's op mogelijke overtreding van de Wnb.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Groningen
Interessant voor jou
Statenvragen bodemdaling Waddenzee
Lees verderStatenvragen betreffende de natuurbescherming in Groningen en de samenstelling van FBE’s
Lees verder