Schrif­te­lijke vragen inzake moni­toring kleine marter­soorten


Indiendatum: okt. 2018

Betreft: Statenvragen van de Partij voor de Dieren Statenfractie Groningen aan het college van GS ex artikel 46 RvO betreffende monitoring kleine martersoorten.

Geacht college,

Uit de media vernamen wij dat er een onderzoek start naar kleine martersoorten[1]. Bij brief met kenmerk 2017-092.295/45/A.10 is op 7 november 2017 aan de Staten meegedeeld dat op basis van bestaande gegevens geprobeerd zou worden een beeld te krijgen over het voorkomen van kleine martersoorten. Wezel en hermelijn staan op de Rode Lijst als ‘gevoelig’, over de status van de bunzing is onvoldoende bekend.

Wij stellen u graag enkele vragen.

  1. Kunt u aangeven waarom u nu wel opdracht hebt gegeven voor het actief monitoren van kleine martersoorten? Is dat, naast het controleren van knaagdierpopulaties, ook gemotiveerd vanuit de weidevogelbescherming of om andere redenen? Wat hoopt u te bereiken met de onderzoeksgegevens en op welke wijze wilt u deze mogelijk inzetten in toekomstig beleid?
  2. Bent u voornemens om de plaatsing van kleine marterachtigen op de provinciale vrijstellingslijst te herbeoordelen indien blijkt dat er weinig kleine martersoorten in Groningen voorkomen? Zo nee, waarom niet?
  3. Bent u voornemens om met de onderzoeksresultaten een voorstel te doen voor ecologische maatregelen ter bescherming van deze soorten? Zo nee, waarom niet?
  4. In het “Actieplan Weidevogels” komen we de volgende passage tegen op blz. 20: “Van groot belang is ook een betere ‘basisregistratie’ van predatie en predatoren. En wel langs twee sporen: - de WBE’s gaan een registratie van potentiële predatoren bijhouden, ook van dieren die niet worden bejaagd. Ze doen dat nu al voor soorten als meerkoet, ree en haas; uitbreiding is gewenst met bijvoorbeeld vos, verwilderde kat, kraai en buizerd (monitoring van kleine marterachtigen is vrijwel ondoenlijk). Anders dan nu is het dan van belang dat de exacte locaties worden geregistreerd. De WBE’s gaan deze gegevens ook in natuurgebieden verzamelen, of de TBO’s geven hun eigen gegevens door aan de WBE. Met in het achterhoofd dat een toename van predatoren niet per se ook een toename van predatieverliezen betekent, kan het Faunaregistratiesysteem (FRS) zo een waardevolle database worden voor het weidevogelbeheer; - in de weidevogelcursussen komt standaard een onderdeel ‘herkenning van predatie en predatoren’.” Is er sprake van het mogelijk in de toekomst beheren/doden van deze martersoorten in het kader van het predatorenbeleid?
  5. Door wie wordt dit nieuwe onderzoek gefinancierd, is dit volledig vanuit provinciale fondsen?
  6. Worden bij dit onderzoek ook gegevens van andere diersoorten gemonitord, zoals de steenmarter en de boommarter? Zo ja, worden deze gegevens ook ingezet bij de weidevogelbescherming?
  7. In Noord-Holland en Noord-Brabant zijn kleine marters wel beschermd. Waarom is daar een andere afweging gemaakt? Kunt u in uw antwoord meenemen in hoeverre de Groningse situatie met de situatie aldaar verschilt, zowel op het vlak van de marters, als op dat van ruimtelijke ingrepen en gebruik van het landschap?

Bij voorbaat dank ik u voor uw antwoord.

Met vriendelijke groet,

Kirsten de Wrede,

Partij voor de Dieren

[1] https://www.rtvnoord.nl/nieuws/200077/Onderzoek-naar-kleine-martersoorten-Het-zijn-gewoon-belangrijke-dieren

Indiendatum: okt. 2018
Antwoorddatum: 13 nov. 2018

Vraag 1. Kunt u aangeven waarom u nu wel opdracht hebt gegeven voor het actief monitoren van kleine martersoorten? Is dat, naast het controleren van knaagdierpopulaties, ook gemotiveerd vanuit de weidevogelbescherming of om andere redenen? Wat hoopt u te bereiken met de onderzoeksgegevens en op welke wijze wilt u deze mogelijk inzetten in toekomstig beleid?

Antwoord: In de commissievergadering van 19 september jl. is het onderzoek naar kleine marters door gedeputeerde Staghouwer aangekondigd. Reden van het onderzoek is de lijst Groninger soorten die Provinciale Staten hebben vastgesteld. Daarin zijn soorten opgenomen die voor Groningen van belang zijn of soorten die nationaal van groot belang zijn en vooral in Groningen voorkomen. Deze lijst kent vier kleuren, de stoplichtkleuren en grijs. De stoplichtkleuren spreken voor zich, grijs betekent dat wij te weinig weten om iets te kunnen zeggen hoe het met deze soort gaat. De kleine marters (bunzing, hermelijn en wezel) zijn als grijs aangemerkt op de lijst Groninger soorten en behoeven aanvullend onderzoek. Met de resultaten weten wij meer over hoe het met de kleine marters gaat en of er maatregelen moeten worden genomen ter verbetering van hun leefgebieden. De reden dat wij dit onderzoek nu uitvoeren komt doordat Stichting Struikrovers een nieuwe onderzoeksmethode heeft ontwikkeld die het beter mogelijk maakt om ook de kleinste marters te onderzoeken. Met bestaande methoden bleek dit in het verleden niet goed te kunnen.

Vraag 2. Bent u voornemens om de plaatsing van kleine marterachtigen op de provinciale vrijstellingslijst te herbeoordelen indien blijkt dat er weinig kleine martersoorten in Groningen voorkomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Op basis van de onderzoeksresultaten zullen wij beoordelen of de kleine marters op de provinciale vrijstellingslijst voor ruimtelijke ingrepen kunnen blijven staan.

Vraag 3. Bent u voornemens om met de onderzoeksresultaten een voorstel te doen voor ecologische maatregelen ter bescherming van deze soorten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Uit de opdracht aan Stichting Struikrovers volgt waar nodig advies over ecologische maatregelen ter bescherming van deze soorten.


Vraag 4. In het "Actieplan Weidevogels" komen we de volgende passage tegen op biz. 20:
"Van groot belang is ook een betere 'basisregistratie' van predatie en predatoren. En wel langs twee sporen: - de WBE's gaan een registratie van potentiële predatoren bijhouden, ook van dieren die niet worden bejaagd. Ze doen dat nu al voor soorten als meerkoet, ree en haas; uitbreiding is gewenst met bijvoorbeeld vos, verwilderde kat, kraai en buizerd (monitoring van kleine marterachtigen is vrijwel ondoenlijk). Anders dan nu is het dan van belang dat de exacte locaties worden geregistreerd. De WBE's gaan deze gegevens ook in natuurgebieden verzamelen, of de TBO's geven hun eigen gegevens door aan de WBE. Met in het achterhoofd dat een toename van predatoren niet per se ook een toename van predatieverliezen betekent, kan het Faunaregistratiesysteem (FRS) zo een waardevolle database worden voor het weidevogelbeheer; - in de weidevogelcursussen komt standaard een onderdeel 'herkenning van predatie en predatoren'."
Is er sprake van het mogelijk in de toekomst beheren/doden van deze martersoorten in het kader van het predatorenbeleid?

Antwoord: Het doden van kleine marters in het kader van predatiebeheer is niet aan de orde.

Vraag 5. Door wie wordt dit nieuwe onderzoek gefinancierd, is dit volledig vanuit provinciale fondsen?
Antwoord: Het onderzoek wordt gefinancieerd door de provincie Groningen uit een krediet dat bedoeld is voor onderzoek naar en maatregelen voor soorten op de lijst Groninger soorten.
Vraag 6. Worden bij dit onderzoek ook gegevens van andere diersoorten gemonitord, zoals de steenmarter en de boommarter? Zo ja, worden deze gegevens ook ingezet bij de weidevogelbescherming?

Antwoord: Stichting Struikrovers zal alle verkregen data, ook andere soorten dan de kleine marters, registreren. Denk hierbij vooral aan heel veel muizen en daarnaast andere soorten zoals steenmarter, verwilderde katten, egels, etc. Deze extra verkregen data zullen waar mogelijk worden benut ten uitvoering van het vastgesteld beleid.

Vraag 7. In Noord-Holland en Noord-Brabant zijn kleine marters wel beschermd. Waarom is daar een andere afweging gemaakt? Kunt u in uw antwoord meenemen in hoeverre de Groningse situatie met de situatie aldaar verschilt, zowel op het vlak van de marters, als op dat van ruimtelijke ingrepen en gebruik van het landschap?

Antwoord: Bij het vaststellen van de Natuurvisie en Natuurverordening (nu POV) hebben wij besloten de taken van het Rijk beleidsarm over te nemen. Dit betekent dat wij de nieuw verkregen taken van het Rijk zoveel mogelijk onaangepast over hebben genomen. Het Rijk had de kleine marters op een landelijke vrijstellingslijst staan in het kader van ruimtelijke ingrepen. Dit is als zodanig overgenomen. Op basis van bestaande informatie is bepaald dat de kleine marters niet in hun gunstige staat van instandhouding zouden worden aangetast als wij de lijn van het Rijk voorlopig zouden doorzetten. Iedere provincie heeft daarin de vrijheid om haar eigen afwegingen te maken waardoor er verschillen kunnen ontstaan.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen betreffende gevolgen van het ontsteken van paasvuren voor het milieu, de volksgezondheid en dierenwelzijn

Lees verder

Schriftelijke vragen inzake vertraging aanpak Ring Zuid

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer