Schrif­te­lijke vragen inzake ontheffing beheer reeën


Indiendatum: 20 okt. 2023

Betreft: Statenvragen van de Partij voor de Dieren Statenfractie Groningen aan het college van GS ex artikel 67 RvO betreffende ontheffing beheer reeën.

Geacht College,

Op 2 augustus j.l. verleende u een ontheffing[1] voor het bejagen van reeën. Onder deze ontheffing gaat zowel gangbaar beheer als onderzoek plaatsvinden. Het uiteindelijke doel is om ‘met een gedegen berekening en voldoende grote steekproef vast te stellen, dat er een relatie is tussen beheer en populatie en omvang valwild’. De inhoud van deze ontheffing maakt echter op geen enkele wijze duidelijk hoe de gekozen aanpak antwoord kan geven op deze vraagstelling.

In het faunabeheerplan (FBP) wordt expliciet gesteld dat er geen relatie is aangetoond tussen de mate van afschot en het aantal verkeersongevallen met reeën. Dit komt vooral omdat er geen relatie kan worden aangetoond tussen het afschot en de populatieomvang. Sterfte wordt gecompenseerd door aanwas. Ook al worden jaarlijks honderden reeën gedood, de populatie blijft op peil.

Bij de nu voorgestelde pilot wordt, net als voorheen, uitgegaan van zo'n 1000 gedode dieren per jaar. Dit wordt bereikt door intensievere jacht rondom provinciale wegen maar daarnaast vindt ook nog steeds regulier beheer plaats. Zelfs in de zogenaamde ‘geen beheer’ gebieden worden reeën bejaagd. Deze werkwijze komt daarmee sterk overeen met de aanpak van de voorbije jaren, toen ook in de gehele provincie dieren werden gedood.

De Partij voor de Dieren vraagt zich af of deze pilot doelmatig en daarmee gerechtvaardigd is.

Graag stellen wij u de volgende vragen:

1. In de ontheffing wordt op meerdere plaatsen gesteld dat het moeilijk, zo niet onmogelijk, is om te komen tot een berekening of formule o.b.v. voldoende validerende gegevens voor 'effectief beheer'. Met andere woorden, de onzekerheid van de relatie tussen tellingen en populatie blijft bestaan, ondanks intensiever tellen. Hieruit vloeit voort dat de telgegevens dus geen wettelijke basis vormen voor dodelijk beheer. Waarom meent het College dat dit wel zo is?

2. Is het College van mening dat met de voorgestelde pilot de juridisch noodzakelijke 'positieve relatie' tussen aanrijdingen en beheer kan worden bekrachtigd? Kunt u toelichten waarop u deze aanname baseert?

3. Is het College bereid de pilot uit te breiden met een voldoende groot gebied waarin helemaal niet bejaagd wordt? De voorbije twee jaar zijn reeën met rust gelaten. Bent u het met de Partij voor de Dieren eens dat dit een uitgelezen kans biedt om de jachtstop voort te zetten en na bijvoorbeeld vijf jaar de balans op te maken?

In de ontheffing wordt gesproken over een belangenafweging (p. 20) Het is duidelijk dat niet elke preventieve maatregel overal kan worden ingezet, zeker niet als dit nadelen oplevert voor andere diersoorten of herstel van biodiversiteit. Daarmee kan nog niet de conclusie getrokken worden dat de inzet van preventieve maatregelen onvoldoende effectief is en daarom afschot gerechtvaardigd is. Waar men geen hek neer kan zetten, staan nog een heel aantal andere preventieve maatregelen ter beschikking. Als de meest simpele en kosteneffectieve maatregel niet kan worden toegepast, kan gezocht worden naar alternatieven. Daarnaast wordt de belangrijkste en meest effectieve maatregel - snelheidsverlaging – niet of nauwelijks toegepast in Groningen.

4

a) De FBE heeft slechts beperkte gegevens over de aanrijdingen c.q. preventieve maatregelen door en van wegbeheerders (p. 13). Bent u het met ons eens dat dientengevolge niet kan worden aangetoond dat preventieve maatregelen maximaal worden ingezet? Zo nee, waarom niet?

b) In de ontheffing staat (p.16) dat pas tot afschot wordt overgegaan als alle preventieve maatregelen uit de ‘Leidraad verminderen aanrijdingen met reeën’ zijn ‘afgevinkt’. Is volgens u voldaan aan deze voorwaarde, en waar blijkt dat uit?

c) Kunt u inzichtelijk maken welke preventieve maatregelen per gemeente en per provinciaal wegvak worden ingezet? Zo nee, waarom niet?

d) Bent u van mening dat met de twee maatregelen ‘bermbeheer’ en ‘vergroten zichtbaarheid’ voldoende inspanning is geleverd om tot afschot over te gaan?

In de ontheffing is een instructie opgenomen 'om te voorkomen dat leidende dieren geschoten worden en er een evenwicht in bok/geit/kalf en een passende hiërarchie blijft bestaan'.

5. In hoeverre kan met kortstondige waarnemingen voldoende zicht verkregen worden op de samenstelling van roedels en de plaats van individuen daarbinnen? Hoe worden deze instructies in de praktijk toegepast? Maakt elke individuele jager deze inschatting voor zichzelf of wordt dit binnen WBE verband c.q. per gebied bepaald? Is het College het met ons eens dat er een aanzienlijk risico bestaat dat hele roedels uit balans geschoten worden, en dat dit gaat leiden tot a) afwijkend en onvoorspelbaar gedrag, met mogelijk meer aanrijdingen tot gevolg, en b) compensatie in voortplanting? Zo nee, waarom niet?

6. Op welke wijze wordt volgens u voorkomen dat door intensievere afschot rondom wegvakken juist meer dieren de weg over vluchten, m.a.w. kan de gekozen aanpak bijdragen aan meer wildaanrijdingen? Welke kennis is voorhanden over vluchtgedrag bij jacht op reeën en op welke wijze heeft u hiervan gebruik gemaakt?

7. Eind dit jaar worden de resultaten bekend van de veldproeven van BIJ 12 (het ‘zandsporenonderzoek’), waarbij het effect van verschillende preventieve maatregelen is onderzocht. Bent u bereid om de ontheffing tijdelijk op te schorten totdat de evaluatie van dit onderzoek bekend is? Zo nee, waarom niet?

Met vriendelijke groet,

Meint Kolthof


[1] https://zoek.officielebekendma...

Indiendatum: 20 okt. 2023
Antwoorddatum: 28 nov. 2023

U kunt de antwoorden hier inzien.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen inzake het doden van bevers

Lees verder

Schriftelijke vragen inzake gevolgen gaswinning Waddenzee

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer