Vragen betreffende Q-koorts
Indiendatum: jul. 2008
College van Gedeputeerde Staten van de Provincie
Postbus 610
9700AP Groningen
Groningen, 31 juli 2008
Betreft: Vragen aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen
Geacht college,
Sinds mei 2007 is er een forse en uitzonderlijke toename geweest van ziektegevallen van Q-koorts bij mensen in Nederland. Er zijn nu ruim 600 slachtoffers geregistreerd en men vermoedt dat een eerste dodelijke slachtoffer is gevallen.
Een verband met grootschalige dierhouderij, vooral schapen en geiten, wordt verondersteld. De bacterie komt ook voor bij runderen en kan via de mest en via de lucht worden overgedragen op andere dieren en op mensen, maar vermoedelijk niet van mens op mens. Bij de verspreiding spelen warmte en langdurige droogte de bacterie in de kaart.
Q-koorts kan in bepaalde gevallen levensbedreigend zijn en tot chronische klachten leiden, die jarenlang behandeld moeten worden. Een besmetting bij zwangere vrouwen kan leiden tot een miskraam. Huisartsen en verloskundigen zijn in 2007 met een speciaal schrijven op de hoogte gebracht. De Gezondheidsraad buigt zich over een voorstel om zwangere vrouwen in gebieden waar Q-koorts voorkomt, te screenen op de bacterie.
Naar aanleiding van deze ontwikkelingen willen wij u de volgende vragen stellen.
1) Indien nu een besmetting met Q-koorts in de provincie Groningen gemeld wordt, zijn medewerkers van overheden en hulpverleningsinstanties (zoals GGD, politie, brandweer en ambulance) dan op de hoogte van de risico's en de voorzorgsmaatregelen die zij moeten nemen om verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Sinds 12 juni 2008 bestaat voor veehouders een meldingsplicht bij het voorkomen van Q-koorts op het bedrijf. Er zijn signalen dat boeren het melden van zieke dieren onder de pet houden, omdat ze voor hun goede naam vrezen en omdat tot 90 dagen na het ontdekken van de Q-koorts de mest niet mag worden uitgereden.
2) Op welke wijze wordt in de provincie Groningen gecontroleerd op het voorkomen van Q-koorts?
3) Zijn er besmettingen bij mensen en dieren geregistreerd in Groningen in 2008?
Bij een onderzoek in Herpen in Brabant waar in 2007 42 gevallen van Q-koorts bij mensen werden geregistreerd, kwam geen direct verband met geiten naar voren. In de directe omgeving van Herpen bevonden zich 3 melkveehouderijen met runderen, 1 melkveebedrijf met geiten, 1 schapenfokkerij en 3 hobbyboerderijen.
4) Deelt u de mening dat gevaren en risico’s van besmettingen voor burgers met zoönosen een belangrijk criterium moet zijn bij het bepalen van de ontwikkelings- en vestigingsmogelijkheden voor veehouderijen?
5) Zo ja, op welke wijze worden deze risico’s meegenomen in bestemmingsplannen en vestigingscriteria? Zo nee, waarom niet?
Besmettingsgevaar is extra groot in bedrijven waar honderden geiten worden gehouden in potstallen, waar de mest langdurig kan ophopen. Bij Q-koorts vinden veel vroeggeboortes plaats en veel geitjes worden dood geboren. Vooral bij het aflammeren van dieren met Q-koorts komen veel bacteriën vrij.
6) Kunt u een overzicht geven van de huidige situatie ten aanzien van bedrijven met grote hoeveelheden geiten, schapen en runderen, de plannen voor nieuwe bedrijven met grote hoeveelheden geiten, schapen en runderen en de plannen voor uitbreiding van bestaande bedrijven met grote hoeveelheden geiten, schapen en runderen? Wij denken hierbij aan bedrijven met meer dan 100 dieren. Kunt u hierbij voor de bedrijven met geiten aangeven op welke afstand de dichtstbijzijnde woonkern en het dichtstbijzijnde bedrijf met andere landbouwdieren zich bevinden?
7) Zijn al deze bedrijven op de hoogte gebracht van de risico's rondom Q-koorts en de te nemen maatregelen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Gezien de ernst van de situatie zouden wij u willen verzoeken de vragen spoedig te beantwoorden.
Met vriendelijke groet,
Namens de Statenfractie van de Partij voor de Dieren
Anja Hazekamp
Fractievoorzitter
Bronnen
Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu (RIVM), http://www.rivm.nl/cib/infectieziekten-A-Z/infectieziekten/Q_koorts/FAQ_Q-koorts.jsp#index_35
Netwerk, 21 juli, zie: http://www.netwerk.tv/archief/7538476/3368/Steeds_meer_gevallen_Q-koorts.html
Agrarisch Dagblad, 28 juni 2008
Agrarisch Dagblad, 5,12 juli 2008
Onderwerp : Statenfractie van de Partij voor de Dieren - schriftelijke vragen
inzake maatregelen in geval van Q-koorts
Vraag 1: Indien nu een besmetting met Q-koorts in de provincie Groningen
gemeld wordt zijn medewerkers van overheden en
hulpverleningsinstanties (zoals GGD, politie, brandweer,
ambulance) dan op de hoogte van de risico's en de
voorzorgsmaatregelen die zij moeten nemen om verdere
verspreiding van de ziekte te voorkomen? Zo ja, hoe dan. Zo nee,
waarom niet?
Antwoord: Ja.
Er zijn richtlijnen over Q-koorts beschikbaar. Dit betreffen
richtlijnen van onder anderen het Centrum Infectieziektebestrijding
en de Voedsel en Waren Autoriteit.
Zodra een melding van een besmetting met Q-koorts bij een
inwoner uit onze provincie bij de HVD GGD Groningen
binnenkomt, wordt door hen samen met de Voedsel en Waren
Autoriteit een zogenaamd “bron-onderzoek” uitgevoerd. Bij een
gevonden bron, neemt het Ministerie van LNV vervolgens
maatregelen om verdere verspreiding te voorkomen.
Bij de sporadische gevallen in het verleden van Q-koorts in de
provincie Groningen ging het meestal om mensen die nauw
contact hadden gehad met dieren. Dit nu is in Brabant niet het
geval, reden waarom er nog actief wordt gezocht hoe al deze
patiënten besmet zijn geraakt. Voor hulpverleners, familie etc.,
welke in contact komen met een patiënt zijn geen bijzondere
maatregelen noodzakelijk omdat Q-koorts niet van mens op mens
wordt overgedragen.
Bij een eventuele uitbraak van Q-koorts in onze provincie, zoals in
Brabant, zal de HVD GGD Groningen de huisartsen en medisch
specialisten in het werkgebied informeren over de bestaande
situatie in onze provincie.
Overigens volgen instanties zoals de GGD Nederland nauwgezet
de ontwikkelingen en de resultaten c.q. uitkomsten van de
maatregelen die de ministeries van LNV en VWS, het RIVM en de
Voedsel en Waren Autoriteit momenteel treffen in het meest
getroffen gebied in Brabant.
Vraag 2: Op welke wijze wordt in de provincie Groningen gecontroleerd op
het voorkomen van Q-koorts?
Antwoord: Q-koorts bij de mens is een meldingsplichtige ziekte. Het
laboratorium waar de desbetreffende ziekteverwekker is
vastgesteld, dient dit te melden aan de GGD.
Voor het dier geldt het volgende. Q-koorts is m.i.v. 12 juni 2008
door de ministeries van LNV en VWS aangewezen als
besmettelijke dierziekte en opgenomen in de Regeling Preventie,
Bestrijding en Monitoring Besmettelijke Dierziekten, Zoönosen en
TSE's. Dat betekent dat er voor de dierenarts en veehouder een
meldingsplicht is bij (1) >5% abortusgevallen in 30 dagen
bij bedrijven met meer dan 100 dieren of (2) drie of meer
abortussen in 30 dagen bij bedrijven kleiner dan 100 dieren. Dit
geldt alleen voor geiten- en schapenbedrijven niet voor rundvee.
Na een melding bezoekt de Voedsel en Waren Autoriteit het bedrijf
om verdere tests te doen. Hiervoor hanteert de Voedsel en Waren
Autoriteit, zoals eerder aangegeven, richtlijnen c.q. een
protocol.
Vraag 3: Zijn er besmettingen bij mensen en dieren geregistreerd in
Groningen in 2008?
Antwoord: Er zijn in het jaar 2008 tot op heden geen menselijke en dierlijke
besmettingen van Q-koorts in Groningen gemeld.
Vraag 4:
Deelt u de mening dat gevaren en risico's van besmettingen voor burgers met
zoönosen een belangrijk criterium moet zijn bij het bepalen van de ontwikkelingsen
vestigingsmogelijkheden voor veehouderijen.
Antwoord:
Ja, wij vinden het belangrijk dat de risico's van besmettingen voor burgers met
zoönosen een belangrijk criterium moet zijn bij het bepalen van de ontwikkelingsen
vestigingsmogelijkheden voor veehouderijen.
Vraag 5:
Zo ja, op welke wijze worden deze risico's meegenomen in bestemmingsplannen
en vestigingscriteria? Zo nee, waarom niet.
Antwoord:
Deze risico's worden thans niet meegenomen in bestemmingsplannen. Wel
worden in bestemmingsplannen afstandsnormen gehanteerd die voortkomen uit de
Wet geurhinder en veehouderij en het Besluit landbouw milieubeheer.
Ontwikkelings- en vestigingsmogelijkheden van veehouderijen zijn ondermeer
begrensd door de mate waarin stankhinder optreedt bij woningen. Anders
geformuleerd, afhankelijk van de voortgebrachte stank moeten veehouderijen een
afstandsmaat tot woningen in acht nemen. Volgens de afstandsnormen tenminste
50 meter.
Of de gevaren en risico's van besmettingen voor burgers met zoönosen met deze
afstandsnormen voldoende zijn afgeschermd, is thans niet met zekerheid te
zeggen. Feit is wel dat besmetting in de provincie Groningen tot nu toe uitsluitend
is voorgekomen bij personen die direct contact hebben gehad met dieren.
De Ministeries van LNV en VWS hebben tezamen met de GGD Nederland, het
RIVM, de Voedsel en Waren Autoriteit, en bestuurders uit de regio Brabant voor de
korte termijn een aantal maatregelen getroffen om de uitbraak van Q-koorts in de
regio Brabant beheersbaar te houden. Daarnaast is voor de langere termijn
besloten dat het Centrum van Infectieziekten van het RIVM met voorstellen komt
voor nader onderzoek om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop Q-koorts wordt
overgedragen vanuit de omgeving en de dieren op de mens. Indien op basis van
de resultaten van dit onderzoek de ministeries adviseren om een ruimere
afstandsnormering tussen veehouderijen en woningen te hanteren om zo het
besmettingsrisico door zoönosen te minimaliseren, dan zal deze ruimere
afstandsnormering vanzelfsprekend haar beslag krijgen in de gemeentelijke
bestemmingsplannen.
Dit onderwerp wordt primair geregeld in de Gezondheid- en welzijnswet voor
dieren en de daaraan gekoppelde regelgeving. In te verlenen milieuvergunningen
kan hierop een aanvullende toets worden gedaan. Hierbij kan per geval worden
gekeken of in de milieuvergunningen aanvullende bepalingen met betrekking tot de
bedrijfsvoering dienen te worden opgenomen.
Vraag 6:
Kunt u een overzicht geven van de huidige situatie ten aanzien van bedrijven met
grote hoeveelheden geiten, schapen en runderen, de plannen voor nieuwe
bedrijven met grote hoeveelheden geiten, schapen en runderen en plannen voor
uitbreiding van bestaande bedrijven met grote hoeveelheden geiten, schapen en
runderen? Wij denken hierbij aan bedrijven met meer dan 100 dieren. Kunt u
hierbij voor de bedrijven met geiten aangeven op welke afstand de dichtstbijzijnde
woonkern het dichtstbijzijnde bedrijf met andere landbouwdieren zich bevinden?
Antwoord:
Wij hebben alleen informatie over het totaal aantal bedrijven in de agrarische
sector en het totaal aantal dieren per diersoort per gemeente. De aard van de
bedrijven, de grootte en de positie van de bedrijven ten opzichte van woonkernen
en bedrijven met andere landbouwdieren is bij ons niet bekend. De gemeenten zijn
ingevolge de Wet milieubeheer voor de betreffende bedrijven bevoegd gezag en
verlenen hiervoor de milieuvergunningen. In het kader van het vooroverleg over de
aanvraag milieuvergunning en/of een verzoek tot wijziging van het
bestemmingsplan worden gemeenten betrokken bij uitbreidingsplannen.
De kwantitatieve gegevens die wij beschikbaar hebben over de landbouwsector
staan in de database "Groningen In Cijfers". Deze gegevens zijn afkomstig van het
CBS. Een overzicht van de aantallen geiten, runderen en schapen en het aantal
bedrijven per gemeente hebben wij voor u in een bijlage bij deze brief gevoegd.
Uit de informatie over de veestapel kunt u die gemeenten selecteren waar veel
geiten, runderen en schapen worden gehouden. Dit zegt echter nog niets over de
grootte van de bedrijven. De informatie over het totaal aantal landbouwbedrijven
(zie bijlage, tabel 1 laatste kolom) maakt niet zichtbaar of deze bedrijven schapen,
geiten, runderen of andere dieren houden. Uit de tweede tabel is te destilleren
hoeveel bedrijven wij hebben met een groot aantal dieren. Echter is niet zichtbaar
waar deze bedrijven zich bevinden.
Bij gemeenten bestaat inzicht in de hoeveelheden bedrijven met grote
hoeveelheden dieren, enerzijds met milieudatabases anderzijds met papieren
versie van meldingen en vergunningen. De positie van bedrijven ten opzichte van
woonkernen halen zij uit kaartsystemen.
Vraag 7: Zijn al deze bedrijven op de hoogte gebracht van de risico's
rondom Q-koorts en de te nemen maatregelen? Zo ja hoe? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord: De bedrijven (inclusief de hobbybedrijven) zijn via de gebruikelijke
kanalen door LNV en de GD (Gezondheidsdienst voor Dieren)
ingelicht (website, informatiebulletins).
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Groningen
…
…
Interessant voor jou
Vragen onderzoek muskusrattenbestrijding
Lees verderOnderwerp: schriftelijke vragen ex artikel 46 RvO betreffende het introduceren van bevers in het Zuidlaardermeergebied
Lees verder