Schrif­te­lijke vragen inzake uitbreiding dan wel delegatie ODG taken

Indiendatum: nov. 2024

Betreft: Schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren aan het college van GS ex artikel 67 RvO betreffende uitbreiding dan wel delegatie ODG taken

Geacht College,

Uit de brief ‘Eerste inventarisatie provincie Groningen en ODG in het kader van motie 61' valt op te maken, dat u aanzienlijk meer begrotingsgelden nodig heeft voor de uitvoering van een scala aan nieuwe taken die voorheen hoofdzakelijk werden uitgevoerd door de waterschappen. Een groot en kostbaar uitvoeringsapparaat opgebouwd door de waterschappen en gekenmerkt door specialistische kennis en middelen dreigt hierdoor deels overbodig te worden. Tegelijkertijd ziet de provincie Groningen en ODG zich voor de taak gesteld om een gelijkwaardig controle apparaat op te bouwen maar dan onder de Provincie vlag.

Dit alles omdat in de nieuwe Omgevingswet is bepaald dat voortaan de Provincie het bevoegd gezag moet worden waar het de lozingen betreft van een bepaalde categorie bedrijven of inrichtingen.

Naar aanleiding van de eventuele overheveling van taken van de waterschappen naar de provincie heeft onze fractie de volgende vragen.

1. Deelt het College onze mening dat de waterschappen over de specialistische kennis, financiën en apparatuur beschikken om de VTH taken voor behoud van de waterkwaliteit adequaat uit te oefenen? Zo ja, dan vernemen we dit graag. Zo nee, wat liet dan uitvoeringstechnisch te wensen over?
2. Deelt het College onze mening dat de ODG minimaal dient te worden uitgerust met specialistische kennis, financiën en apparatuur op eenzelfde niveau als wat de waterschappen nu in huis hebben om de VTH taken voor behoud van de waterkwaliteit adequaat uit te voeren? Zo ja, is het College bereid om een extra investeringsbudget te reserveren voor bijvoorbeeld de aanschaf van analyse- en bemonsteringsapparatuur voor het verzamelen van emissiegegevens die bij de rechter stand houden? Zo nee, waarom niet?
3. Deelt het College onze mening dat de waterschappen en Rijkswaterstaat als eersten worden geconfronteerd met de gevolgen van illegale lozingen, calamiteiten bij waterzuiveringsinstallaties of ongunstige weersomstandigheden? En dat bij vissterfte of zuurstoftekort van waterlichamen onmiddellijke actie geboden is om erger te voorkomen? - Zo ja, hoe ziet het College de rol voor zich van de ODG met name waar het betreft het gezamenlijk optreden met de overige instanties betrokken bij de eerste hulpverlening bij dit soort incidenten?
4. Kan het college aangeven welke wettelijk mogelijkheden de provincie als bevoegd gezag heeft, m.a.w. welke beleidsruimte er precies is voor de provincie, om de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van bedoelde VTH taken voorlopig dan wel permanent te delegeren naar de waterschappen?
5. Indien sprake is van beleidsruimte, kan het college dan nader beargumenteren waarom ervoor gekozen is om de bedoelde taken NIET bij de waterschappen te laten maar over te hevelen naar de ODG? Indien geen sprake is van beleidsruimte, kan het college dan aangeven hoeveel tijd er wettelijk is voor het zorgvuldig overhevelen van de VTH taken naar de ODG en of het college deze overgangsperiode als voldoende beoordeelt?
6. Is het College bereid om vooruitlopend op het Plan van Aanpak (ter bepaling van de soort en omvang van ODG taken) en de implementatie hiervan, met gepaste urgentie de waterkwaliteit te monitoren op basis van een risico analyse? Zo nee waarom niet? Zo ja, is het College dan bereid om hiervoor een opdracht te verstrekken aan een voldoende onafhankelijke organisatie tot het nemen van watermonsters en deze te laten analyseren en beoordelen? Dit alles om te behoeden dat de waterkwaliteit tussentijds verder achteruit gaat.
7. Voorts, is het College bereid PS tussentijds te informeren over de voortgang met betrekking tot die wateranalyses?

Met vriendelijke groet,

Stijn ten Hoeve