Verburg antwoordt op vragen naar mega varkenstallen, Willem Nomden reageert
In deze brief beantwoord ik mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) de vragen van het lid Thieme (PvdD) over de uitbreiding van varkensschuren in Marle.
1
Kent u het bericht ‘Varkensflats op stapel’ en de uitzending 'Weerstand tegen varkensflats'?
Ja.
2
Kent u de plannen van ‘Family Farmers’ om ‘varkensflats’ te plaatsen met een capaciteit van 19.000 varkens?
Ja.
3 en 9
Klopt het dat de schuren 10 meter hoog, 90 meter breed en 145 meter lang worden volgens de plannen en twee verdiepingen gaan tellen? Zo ja, vindt u deze schaalgrootte wenselijk in het kader van duurzame ontwikkeling en waarom? Zo neen, van welke afmetingen is sprake? Is deze schaalgrootte gewenst in het kader van een duurzame ontwikkeling?
Deelt u de mening dat de maatschappelijke onrust over de vestigingsplannen van grootschalige intensieve varkensbedrijven, zoals de varkensflat bij Marle, laat zien dat er steeds minder draagvlak is voor de ontwikkeling van grootschalige intensieve houderijsystemen? Zo ja, op welke wijze wilt u gehoor geven aan deze onrust en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Ja, de afmetingen kloppen. Duurzame ontwikkeling gaat om een balans tussen people, planet en profit. Schaalvergroting maakt het economisch gezien beter mogelijk om te innoveren en te investeren in extra maatregelen voor milieu, dierenwelzijn en fysieke inpassing van stallen.
Daar staat tegenover dat in de beeldvorming van de samenleving in grote stallen minder aandacht is voor het individuele dier en de menselijke maat verloren dreigt te gaan. Naar mijn mening zal de veehouderijsector op regionaal en lokaal niveau in overleg met provincie en gemeente en maatschappelijke organisaties tot een nieuwe balans en nieuwe afwegingen moeten komen. Ik zal de sector op deze uitdaging aanspreken. Daarnaast heeft de minister van VROM in het Algemeen Overleg van maandag 25 juni jl. aangegeven dat zij vanwege de maat van dergelijke bouwsels en het tegengaan van de verrommeling provincies en gemeenten zal aanspreken om gezamenlijk met haar een juiste balans te vinden. Wij zullen met provincies en gemeenten bespreken of, en zo ja, hoe ruimtelijke uitgangspunten voor varkensflats kunnen worden geformuleerd, waarbij we ook advies zullen vragen aan de Rijksadviseurs.
Voor de reconstructiegebieden geeft de Reconstructiewet zandgebieden het rijkskader weer waarbinnen de betrokken partijen tot afwegingen kunnen komen. Wij hebben intussen kennisgenomen van de onrust in het geval van het voornemen in de kern Marle, zowel geuit in het rondetafelgesprek van 25 juni ’s ochtends als in het politieke debat in de Provinciale Staten van Overijssel.
4
Hoe verhoudt zich uw antwoord tot de wens van de regering om het landschap in stand te houden? Op welke wijze wilt u garanderen dat een dergelijke varkensflat de landschappelijke kwaliteit van het gebied niet aantast?
De regering maakt zich inderdaad zorgen over de verhouding van deze zeer grote stallen tot het landschap in al zijn kwaliteiten en variaties. Wij hebben echter ook de vaste lijnen en regels van planvorming en besluitvorming te respecteren. Het geval Marle bevindt zich precies in dat spanningsveld. De door ‘Family Farmers’ bij de gemeente Hellendoorn ingediende bouwaanvragen voor varkensschuren in Marle hebben betrekking op percelen die ingevolge het Overijsselse Reconstructieplan Salland-Twente (dat op 2 november 2004 door het Rijk is goedgekeurd) de status van landbouwontwikkelingsgebied hebben gekregen. Binnen deze gebieden worden ruime ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor de intensieve veehouderij, binnen de voorwaarden van de milieuregelgeving. Nieuwe agrarische bouwblokken zijn hier onder voorwaarden toegestaan met een omvang van meer dan 3 hectare. Door de intensieve veehouderij hier te bundelen, wordt in de meer gevoelige verwevingsgebieden en in de kwetsbare extensiveringsgebieden winst voor natuur, landschap en milieu behaald.
Met betrekking tot concrete initiatieven voor nieuw vestiging van agrarische bedrijven in landbouwontwikkelingsgebieden is in het Reconstructieplan bepaald dat gemeenten deze moeten bezien op gevolgen voor onder meer natuur en landschap. Momenteel is de gemeente Hellendoorn bezig met het verder uitwerken van dit beleid. Het beleid zal in samenhang met het te actualiseren bestemmingsplan buitengebied als toetsingskader voor bouwaanvragen gaan dienen.
De minister van VROM zal de beleidsvorming in de gemeente Hellendoorn op de voet volgen, zoals zij ook de ontwikkeling in andere provincies en gemeenten in het oog zal houden.
5
Klopt het dat gemeentelijke en provinciale overheden zich overrompeld voelen door aanvragen als deze en dat er onduidelijkheid leeft over waar de bestuurlijke verantwoordelijkheid ligt voor dit soort plannen? Zo ja, op welke wijze wilt u als nationale overheid bijdragen aan het oplossen van de maatschappelijke onrust die is ontstaan na de bekendmaking van de vestigingsplannen van dit varkensbedrijf? Zo neen, waar ligt volgens u de beslissingsbevoegdheid voor de vergunningverlening voor dit soort megabedrijven? Acht u dit goed geregeld en waarom?
Het is mij bekend dat bouwaanvragen voor deze grootschalige vormen van intensieve veehouderij tot ophef bij andere overheden en burgers hebben geleid.
Er bestaat in het geval van Marle geen onduidelijkheid over de vraag welke overheidslaag dient te besluiten over het verlenen van de benodigde vergunningen. Ingevolge de ruimtelijke wetgeving dienen gemeenten bouwaanvragen te beoordelen op passendheid binnen de bestemmingsplanvoorschriften en te besluiten over het afgeven, dan wel het weigeren van de bouwvergunningen. Over het algemeen zijn gemeenten in het kader van de milieuwetgeving ook het bevoegd gezag voor het verstrekken van de milieuvergunningen voor intensieve veehouderijbedrijven. In het geval van de varkensschuren in Marle is dit echter de provincie Overijssel, omdat het bedrijf ‘Family Farmers’ haar varkens wil bijvoeren met restproducten uit de levensmiddelenindustrie. In dergelijke gevallen is de provincie het bevoegd gezag. Het is van belang dat gemeenten in hun afwegingen de verhouding tussen de maat en de verschijningsvorm van grootschalige nieuwe vee¬bedrijven en het omliggende landschap met grote zorgvuldigheid meenemen.
6
Deelt u de mening dat bedrijfsvestigingen van een schaalgrootte zoals hier aan de orde is, als nieuwe ontwikkeling moeten worden aangemerkt en daarmee een bovengemeentelijk en bovenprovinciaal belang vertegenwoordigen? Zo ja, bent u bereid hierover met de Kamer van gedachten te wisselen om te komen tot een uitspraak of deze schaalgrootte in Nederland wel of niet gewenst is? Zo neen, waarom niet? Op welke wijze wilt u rekening houden met de bezwaren van burgers en maatschappelijke organisaties die dit soort ontwikkelingen willen tegenhouden?
Zoals ik heb aangegeven, ben ik van mening dat de veehouderijsector op regionaal en lokaal niveau in overleg met provincie en gemeente en maatschappelijke organisaties tot een nieuwe balans en nieuwe afwegingen moet komen wat betreft de maatschappelijke inpassing van grote stallen. Ik zal de sector op deze uitdaging aanspreken. Dat laat onverlet dat het Rijk de landschappelijke inpassing en het tegengaan van de verrommeling van het landschap extra aandacht zal geven. Zoals gezegd, zal daarover met provincies en gemeenten het gesprek worden aangegaan.
Overigens is het aan gemeenten om in de bebouwingsvoorschriften van hun bestemmingsplannen eisen te stellen omtrent onder meer de omvang, de nadere situering, de hoogte en het aantal bouwlagen van bouwwerken. Maar daarin dienen ook overwegingen van goede verhoudingen in het landschap van provinciale en rijkszijde hun gewicht in de schaal te leggen.
De rechtsbescherming van burgers en maatschappelijke organisaties is bij wet gewaarborgd. Die rechtsbescherming is eerst aan de orde bij de bestemmingsplanprocedure en daarna bij de procedures voor de bouw- en milieuvergunningen. Bij ieder initiatief voor het vestigen van intensieve veehouderij kunnen zij gebruik maken van hun mogelijkheden van inspraak, bezwaar en beroep.
7
Deelt u de mening dat megabedrijven, zoals die waarvan hier sprake is, niet passen in agrarische gebieden met grote landschappelijke waarde en om die reden verboden zouden moeten worden? Zo ja, op welke termijn en wijze zou u aan een dergelijk verbod invulling willen geven? Zo neen, waarom niet?
Uitgangspunt van de reconstructie is juist om de intensieve veehouderij in gebieden met hoge landschappelijke waarde te extensiveren en te concentreren in de minder kwetsbare landbouwontwikkelingsgebieden, zoals nu gebeurt.
De passendheid van megabedrijven in agrarische gebieden en de contrasten in het landschap vormen een vraagstuk dat op meer plaatsen speelt dan in de reconstructie¬gebieden alleen.
8
Deelt u de mening dat de met dergelijke megabedrijven samenhangende vervoersstromen niet passen op smalle, provinciale wegen zoals in de omgeving van Marle? Zo ja, welke oplossing voorziet u en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten gemeenten aandacht besteden aan het vervoer van en naar de bedrijven en de gevolgen voor de huidige infrastructuur.
Tot zover de minister van LNV, Gerda Verburg.
Gerelateerd nieuws
Groningen: Vuurwerk slecht voor mens, dier en milieu
Groningen, 14 juni 2007 - De provincie Groningen is het er over eens: vuurwerk heeft veel nadelige gevolgen voor mensen, dier...
Lees verderPleidooi voor laten leven damherten uit Lauwersmeer
Kortgeleden kregen de damherten opnieuw veel aandacht. De provincie Friesland had de Biologische Proefboerderij Kollumerwaard...
Lees verder