Statenvragen betreffende gezondheidsrisico’s van geitenhouderijen.
Indiendatum: jun. 2017
Geacht college,
Uit aanvullend onderzoek (Veehouderij en Gezondheid Omwonenden) van het RIVM(1) is gebleken dat omwonenden van geitenhouderijen een grotere kans hebben om longontsteking te krijgen. Voor omwonenden van pluimveehouderijen werd dit vorig jaar al aangetoond. Staatssecretaris van Dam stelt in een kamerbrief(2) dat het bevoegd gezag bij besluitvorming rekening dient te houden met deze bevindingen.
Het aantal geiten in Groningen is sinds 2000 verdubbeld, het aantal geitenhouderijen neemt af dus de bedrijven worden steeds groter. Onder andere door de hoge prijs voor geitenmelk maken rundmelkveehouders vaker de overstap naar geitenhouderij.
Graag stellen we u de volgende vragen.
- Op welke wijze bent u voornemens om op provinciaal niveau rekening te houden met de uitkomsten van het rapport?
- Heeft u medio 2016, naar aanleiding van het bekend worden van de gezondheidsrisico’s rondom pluimveehouderijen, op enigerlei wijze actie ondernomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
- Bent u bereid om met de gemeenten in overleg te treden, om te waarborgen dat bij WABO vergunningsprocedures de uitkomsten van het rapport worden erkend, en gezondheidsrisico’s pertinent worden meegenomen bij de beoordeling van de externe veiligheid? Zo nee, waarom niet?
- Bent u, gezien de uitkomsten van het rapport, bereid om een stop op uitbreiding, nieuwvestiging en omschakeling van/naar geitenhouderijen in te voeren? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
- Kunt u bevestigen dat melkveehouders onder de vigerende regelgeving kunnen omschakelen naar geitenhouderij, zonder dat er aanvullende eisen worden gesteld aan stalemissies, grondgebondenheid en afstand tot woonkernen?
- Zijn er in de provincie Groningen melkveehouders die van plan zijn om te schakelen naar geitenhouderij, of aanvragen voor uitbreiding / nieuwvestiging van geitenhouderijen?
Uit jurisprudentie van de Raad van State(3) blijkt dat geitenhouderijen gekwalificeerd dienen te worden als intensieve veehouderij, indien de dieren in gebouwen worden gehouden. In antwoord op onze vragen van d.d. 14-02-2010 stelt u dat geitenhouderijen niet als intensieve veehouderij aangemerkt worden. - Bent u nog steeds van mening dat geitenhouderijen niet onder de regelgeving van intensieve veehouderij dienen te vallen? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid een aanpassing van de Omgevingsverordening voor te bereiden en op welke termijn?
Rijk en provincies hebben de intentie uitgesproken om het voorzorgsbeginsel een plek te geven in de Omgevingswet. Het voorzorgsbeginsel houdt onder andere in dat wetenschappelijk bewijs en wetenschappelijke aanleidingen een rol dienen te spelen bij belangenafweging. - Op welke wijze bent u voornemens het voorzorgsbeginsel te hanteren met betrekking tot geiten- en pluimveehouderijen? Bent u voornemens dit in beleid te verankeren?
- Ziet de provincie binnen haar bevoegdheden - naast de intentie om via de Omgevingswet het voorzorgsprincipe te hanteren en het attenderen van gemeenten op gezondheidsrisico’s in relatie tot veehouderijen - nog andere manieren om een rol te spelen in het minimaliseren van volksgezondheidsrisico’s in, nabij en als gevolg van veehouderijen? Zo ja, welke mogelijkheden ziet de provincie hier? Zo nee, waarom niet?
Met vriendelijke groet,
Ankie Voerman
Partij voor de Dieren
1:http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Algemeen_Actueel/Nieuwsberichten/2017/Vaker_longontstekingen_in_de_buurt_van_veehouderijen
2: https://www.rijksoverheid.nl/regering/inhoud/bewindspersonen/martijn-van-dam/documenten/kamerstukken/2017/06/16/kamerbrief-bij-het-rapport-veehouderij-en-gezondheid-omwonenden-aanvullende-studies
3: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=74912
Indiendatum:
jun. 2017
Antwoorddatum: 22 jun. 2017
Datum: 18 juli 2017
Dossiernummer: 2017-066.355/29/A.46 K2098
Behandeld door: N. de Jong
Antwoord op: uw brief van 22 juni 2017
Onderwerp: Beantwoording vragen Partij voor de Dieren over geitenhouderij en volksgezondheid
Geachte mevrouw Voerman,
De Partij voor de Dieren heeft vragen gesteld in verband met het vervolgonderzoek Veehouderij en Gezondheid en de rol van de geitenhouderij bij gezondheidsklachten. De vragen worden hieronder beantwoord.
1. Op welke wijze bent u voornemens om op provinciaal niveau rekening te houden met de uitkomsten van het rapport?
Antwoord: De uitkomsten van het rapport zullen betrokken moeten worden bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning onderdeel milieu voor uitbreiding van het aantal te houden dieren. Op dit moment is de provincie over het algemeen geen bevoegd gezag voor het verlenen van deze vergunningen.
2. Heeft u medio 2016, naar aanleiding van het bekend worden van de gezondheidsrisico's rondom pluimveehouderijen, op enigerlei wijze actie ondernomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: In antwoord op eerdere vragen van de PvdA over het basisrapport hebben wij in 2016 al aangegeven dat wij het rapport verontrustend vinden, maar dat, door de opzet van het onderzoek, de conclusies niet te generaliseren zijn over heel Nederland. Ook voor het vervolgonderzoek geldt dat het zich heeft gericht op gebieden waar de bevolkingsdichtheid en de veedichtheid aanzienlijk groter zijn dan in Groningen het geval is. Wij zijn dan ook van mening dat het vigerende beleid, waarin verdere verduurzaming van de sectoren wordt nagestreefd voorziet in de benodigde acties.
3. Bent u bereid om met de gemeenten in overleg te treden, om te waarborgen dat bij WABO vergunningsprocedures de uitkomsten van het rapport worden erkend, en gezondheidsrisico's pertinent worden meegenomen bij de beoordeling van de externe veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: In de kamerbrief waar u naar verwijst staat de volgende zinsnede: "Dit neemt niet weg dat het in de tussentijd van belang is dat het bevoegde gezag, bij het nemen van besluiten op het gebied van ruimtelijke ordening en, voor zover mogelijk, bij het nemen van besluiten over het verlenen van vergunningen, rekening houdt met deze zorgelijke signalen". Wij menen dat dit voldoende is om gemeenten er op te wijzen dat zij de gezondheidsrisico's in vergunningsprocedures mee moeten nemen. Wij zien dan ook geen reden om hier nog nader met gemeenten over in overleg te treden.
4. Bent u, gezien de uitkomsten van het rapport, bereid om een stop op uitbreiding, nieuwvestiging en omschakeiing van/naar geitenhouderijen in te voeren? Zo Ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Wij zien daarvoor op dit moment onvoldoende redenen. In het onderzoek en in de brief van de minister van EZ wordt ook aangegeven dat juist voor de geitenhouderij nader onderzoek noodzakelijk is om te bepalen welke oorzaken ten grondslag liggen aan de mogelijke gezondheidseffecten. In Groningen is de omvang van de geitenhouderij niet zodanig dat dit directe maatregelen noodzakelijk maakt.
5. Kunt u bevestigen dat melkveehouders onder de vigerende regelgeving kunnen omschakelen naar geitenhouderij, zonder dat er aanvullende eisen worden gesteld aan staiemissies, grondgebondenheid en afstand tot woonkernen?
Antwoord: Of een melkveehouderijbedrijf kan omschakelen naar geitenhouderij is afhankelijk van de regels in het vigerende bestemmingsplan. In elk geval zal een nieuwe omgevingsvergunning onderdeel milieu vereist zijn. Daarin kunnen onder meer eisen worden opgenomen over de emissie van stallen.
6. Zijn er in de provincie Groningen melkveehouders die van plan zijn om te schakelen naar geitenhouderij, of aanvragen voor uitbreiding / nieuwvestiging van geitenhouderijen?
Antwoord: Wij hebben geen inzicht in het aantal melkveehouders dat van plan is om te schakelen naar geitenhouderij, noch zijn ons aanvragen voor uitbreiding of nieuwvestiging bekend.
7. Bent u nog steeds van mening dat geitenhouderijen niet onder de regelgeving van intensieve veehouderij dienen te vallen? Zo Ja, waarom? Zo nee, bent u bereid een aanpassing van de Omgevingsverordening voor te bereiden en op welke termijn?
Antwoord: Wij zien in de omstandigheid dat rekening moet worden gehouden met gezondheidseffecten geen aanleiding om het houden van geiten als intensieve veehouderij aan te merken.
8. Op welke wijze bent u voornemens het voorzorgsbeginsel te hanteren met betrekking tot geiten- en pluimveehouderijen? Bent u voornemens dit in beleid te verankeren?
Antwoord: Wij verwijzen kortheidshalve naar de antwoorden op vraag 1 en 2.
9. Ziet de provincie binnen haar bevoegdheden - naast de intentie om via de Omgevingswet het voorzorgsprincipe te hanteren en het attenderen van gemeenten op gezondheidsrisico's in relatie tot veehouderijen - nog andere manieren om een rol te spelen in het minimaliseren van voiksgezondheidsrisico's in, nabij en als gevolg van veehouderijen? Zo Ja, welke mogelijkheden ziet de provincie hier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Wij zijn van mening dat, gezien de structuur en de omvang van de sector in Groningen, het beleid rondom de verduurzaming van de veehouderij voldoende houvast biedt.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Groningen
Interessant voor jou
Vragen betreffende de gevolgen van pulsvisserij en de lage garnalenstand
Lees verderStatenvragen betreffende de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van de aanleg Ring Zuid voor de aanwezige vleermuizen in het gebied en uitvoering van de Wet Natuurbescherming
Lees verder